D E R D E H O O F D S T U K .
Schaborteh. — Ile t feest der maansbrooden. — Peestmaal in eene mon-
goolsche tent. — Toolkolos o f mongoolscke rJiapsoden. — Dich-
terlijke overlevermgen van Timur. — Tartaarscke opvoeding. —
Wrrkzaamheid der vrouwen. — Eene oude vertaten stad. — De
•weg van Peking naar Kiachta. — Russisch-chineesch handelsver-
keer. — Het russische klooster te Peking. — De duivel der
anderdaagsche koorts. — Begrafenissen. — Het lamaklooster der
m jf torens. — Lijkplegtigheden der tartaarsche koningen. — Oor-
sprong van het koningrijk Efeh. — IAgchaamsoefeningen der Mongolen.
— Drie wolven. •—■ Voertuigen.
m ij bereikten Schaborteh op den vijftienden dag der achtste
maand, dien de Chinezen met veel vermakelijkheden vieren. Dit
feest, onder den naam van Yue-ping of maansbrooden bekend, reikt
tot in de hooge oudheid en heeft nog betrekking op de vereering
der maan. Op dien dag wordt alle arbeid gestaakt en ontvangen
de werklieden een geschenk in geld van hunne meesters. Ieder
trekt zijne beste kleeren aan en overal heerscht vrijheid en blijheid.
Vrienden en verwanten zenden elkaar koeken toe, waarop het zinnebeeid
van de maan is ingedrukt, t. w. een klein boschje, waarin
een haas schuilt. Sinds de veertiende eeuw heeft dit feest echter
eene politieke beteekenis, waarvan de Mongolen weinig weten, ter-
wijl onder de Chinezen de overlevering nog in leven blijft. Om-
streeks het jaar 1368 was hun toeleg, het juk der doör Tsching-
Kis-Khan ingevoerde tartaarsche dynastie af te schudden; zij waren
daaraan nagenoeg eene eeuw onderworpen geweest. Eene uitge-
strekte zamenzwering had hare vertakkingen in alle provincien en
moest op den vijftienden dag der achtste maan op vele punten te-
geljjk uitbreken. Men wilde alle mongoolsche krijgers vermoorden;
aan iedere familie was door den veroveraar een zoodanige toege-
voegd, ten einde het land des te zekerder in bedwang te houden.
Het sein werd door een in de maansbrooden verborgen briefje ge-
geven. De zamenzwering kwam werkelijk tot eene uitbarsting en
de door het gansche rijk wijd en zijd verstrooid liggende mongoolsche
krijgers werden bijna allen vermoord. Daardoor werd de
heerschappij der Mongolen gefnuikt, en sedert bekommeren de
Chinezen zieh bij de viering der Tue-ping minder om de vereering
der maan, dan om gene gebeurtenis, die hen weder onafhankelijk
maakte. Bij de Mongolen schijnt, gelijk gezegd is, de geheugenis
van dat bloedig voorval bijna geheel verdwenen, want ook zij
nemen deel aan het feest en vieren, zonder het te weten, eene
overwinning, die hunne vijanden eens behaalden.
Op niet verren afstand van onze legerplaats stonden eenige
mongoolsche tenten, wier ruimte en zindelijk aanzien van de ge-
goedheid der bewoners getuigde; in den omtrek weidden talrijke
kudden prächtig vee. Terwijl wij ons brevier lazen, legde Sam-
dadschiemba bij die Mongolen een bezoek af. Al spoedig daarna
kwam een grijsaard met vollen witten baard tot ons; hij scheen
een aanzienlijk man te zijn, had een lama bij zieh en hield een
kind aan de hand. De grijsaard sprak: „Mijne heeren lama’s ,
alle menschen zijn broeders, maar zij, die onder de tent wonen,
zijn als vleesch en beenderen. Heeren lama’s, komt en neemt plaats
in mijne bescheiden woning. De vijftiende dezer maand is een
feestdag; gij zijt vreemd en op reis, en kunt heden met aan den
haard uwer edele familie aanschikken. Bust eenige dagen bij ons
uit; uwe tegenwoordigheid zal geluk en vreugde aanbrengen.” Wij
antwoordden den heuschen man, dat wij zijn wensch niet in alle
opzigten vervullen konden; doch ’s avonds na het gebed zouden
wij bij hem thee komen drinken en ons met hem over zijn volk
onderhouden. De goede Mongool ging n u , maar weldra kwam
zijn begeleider, de jonge lama, terug en zeide, dat men ons nu
reeds verwachtte. Wij gaven dus aan de vriendelijke uitnoodiging ge-
hoor, vermaanden onzen Dschiahur, goed op te passen, en gingen.
In de Mongolentent vonden wij eene zindelijkheid, die ons
met reden verraste; zoo iets was ons in Tartarije nog niet voor-
gekomen. In het midden was geen vuurhaard, ook lag geen keu-
kengereedschap overal rond, en zag men wel, met hoe veel zorg
alles voor den feestelijken dag was in orde gebragt. Wij plaatsten
ons op een groot rood tapijt; vervolgens werden ons uit eene