en in de taal wel bedreven grijsaards onderzoek doen en er werden
premien uitgeloofd aan hen, die oude, in onbruik geraakte uitdruk-
kingen wisten op te geven.
Men moet het aan de bemoeijingen en aan den verliebten ijver
der eerste keizers uit de heerschende dynastie dank weten, dat ge-
noegzaam alle boeken van waarde der Chinezen in de Mandschu-
taal zijn overgebragt. Al deze vertalingen zijn naauwkeurig en
getrouw; zij werden op uitdrukkelijk bevel der verschillende keizers
door geleerde mannen vervaardigd en door andere, niet minder
geleerde mannen nog eens nagezien en zorgvuldig onderzocht.
Door dezen naauwgezetten arbeid heeft bet mandschurisch een
vasten grondslag verkregen. Mögt het ook als levende taal lang
verdwenen zijn, zoo zal het toch steeds als geleerde taal van hooge
waarde blijven en den philologen, die zieh met de studie der azi-
atische talen bezig houden, onschatbare diensten bewijzen. Niet al-
leen toch zijn de beste chinesche werken in het Mandschu vertaald
geworden, maar ook de uitstekendste geschriften van de literatuur
van het Buddhismus, zoo wel thibetaansche als mongoolsche. Eene
eenige jaren voortgezette studie zal een vlijtigen geleerde in staat
stellen, zieh den geest van vele der uitstekendste boeken der oost-
aziatische wereld toe te eigenen door middel van deze Mandschu-
taal, die fraai, welluidend, maar bovenal zoo ongemeen beider is.
Ook is het aanleeren daarvan even aangenaam als gemakkelijk ge-
maakt door de grammatica van de Mandschutaal, door Conon
von der Gabelentz te Altenburg in het fransch uitgegeven *). Deze
groote duitsche linguist heeft bouw en regels dezer taal uiterst
helder en begrijpelijk voorgesteld en zijn uitstekend werk bewijst
groote diensten tot het aanleeren eener taal, die in haar eigen
vaderland dreigt uit te sterven.
Behalve in Duitschland is het Mandschu slechts nog in Erankrijk
— en in den jongsten tijd bij duitsebe geleerden in Busland —
het onderwerp van geleerde studie geweest. De fransche zende-
lingen hebben echter ook voor de uitbreiding van het Christendom
den weg gebaand onder die volken, welker godsdienst in een men-
gelmoes van leeringen en gebruiken bestaat, die tegelijk aan Lao-
Tseu, aan Confucius en Buddha ontleend zijn. Ten tijde der eerste
Mandschukeizers hebben de missionarissen, die voor een groot
deel zeer uitstekende mannen waren, aan het hof te Peking veel
*) EMments de la grammaire mandschoue. Altenb. 1833.
gegolden. Zij vergezelden den keizer op zijne reizen en gebruik-
ten hun invloed, om voor het Christendom werkzaam te zijn, dat
op die wijze in Mandschurie ingang vond. In den beginne was
het getal der bekeerden slechts gering; het groeide echter aan,
toen de Chinezen in het land kwamen, onder welke zieh vele
christelijke familien bevonden. Tot voor kort behoorden deze mis-
sien tot het kerspel van Peking, dat onder den bisschop van Nanking
stond. Deze was geboortig uit Portugal, dat langen tijd door
staatkundige onlusten werd beroerd. De bisschop vreesde, dat
onder zulke omstandigheden de portugesche kerk buiten staat zou
zijn, om hem het vereischte getal medewerkers toe te zenden, en
wendde zieh derhalve tot de congregatie de propaganda fid e te Borne,
met bede om ondersteuning. Dit genootschap voldeed aan het
verlangen des eerwaardigen grijsaards, die aan den rand des grafs
stond. Zij scheidde Mandschurie van het pekinger kerspel af en
rigtte voor ’t eerste een apostolisch vicariaat op, dat zij aan het
genootschap der buitenlandsche zendingen toevertrouwde. Het werd
aan den bisschop van Columbia, Verolles, opgedragen, die gene
christelijke gemeenten met apostolische trouw en ijver bestuurde.
De nieuw bekeerden verzetten zieh tegen de kerkelijke tucht, waren
vol vooroordeelen en legden den vicaris grooter hindernissen
in den weg, dan zelfs de verstoktheid der Heidenen. Door zijne
schranderheid wist hij nogtans al deze bezwaren te overwinnen;
de missie nam eene geheel andere gedaante aan en sedert nam het
getal Christenen jaarlijks toe. Het is te verwachten, dat het apostolisch
vicariaat in Mandschurie een der bloeijendste in Azie worden
zal.
Mandschurie wordt ten noorden door Siberie, ten zuiden door
den zeeboezem Phu Hai en Korea, ten oosten door de Japansche
Zee, ten westen door russisch Daurie en Mongolie begrensd. Mukden
, of Schen-Yang, gelijk de Chinezen het noemen, wordt als de
tweede hoofdstad des rijks beschouwd; de keizer bezit daar een
paleis, en de geregtshoven zijn er op dezelfde wijze als te Peking
ingerigt. Deze groote en fraaije stad is met hooge, dikke wallen
omgeven, de straten zijn regelmatig breed en noch zoo morsig,
noch zoo druk en rumoerig als die van Peking. Eene geheele
wijk wordt alleen door „prinsen met den gelen gordel,” d. i. leden
van de keizerlijke familie, bewoond; zij staan alle onder het opzigt
van een grootmandarijn, die over hun gedrag heeft te waken en
alle voorkomende ongeregeldheden en stoornissen keeren moet. Wie