N E G E N D E H O O F D S T U K .
Een vruchtöaar dal. —| Pelgrimstogtm. —■ Ländische ceremonien.
E e t Jclooster Hasche Tschurin. — Gebedmolens. — Tm st van
tuoee lamas. — Beschrijvmg van dm Tabsun Noor o f het zout-
meer. — De hameelm in Mongolie.
O n z e mongoolsche vriend had ons gezegd, dat wij in de
nabijheid een vrij vruchtbaar dal zouden vinden; daar was de beste
weide in bet gansche land der Ortus. Wij gingen bij helder, maar
koel weder derwaarts op weg en kwamen na ruim twee uren m
eene vrij vruchtbare streek. Wij sloegen de tent onder een heu-
vel op. Tegen den avond werd het bitter koud; het vuur van
groen hout vervulde de lucht met bijtenden, verstikkenden rook,
die onze oogen zeer deed. Samdadsehiemba lachte en zei: „Gees-
telijke vaders, uwe oogen zijn groot en blinkend, maar kunnen
geen rook v erdragen; mijne oogen zijn klein en leelijk, maar doen
mij beter dienst.” Den volgenden middag trokken wij bij eemg-
zins zachter weder vandaar; ’s avonds was het weder ontzettend
koud en de aardbodem hard bevroren. Kort daarna viel ander-
maal zachter weer in , en wij moesten den pels afleggen. Derge-
lijke plotselijke weersveranderingen zijn in Mongolie iets zeer ge-
woons; strenge koude wisselt met drukkende hitte en omgekeerd.
Sneeuwjagt en noordewind zijn het onaangenaamst en zeer gevaar-
lijk. In noordelijk Mongolie vindt men vaak reizigers, die mid-
den in de wildernis door de koude verstijfd zijn en daar dood
bleven liggen.
Op den vijftienden dag der negende maand bemerkten wij
vele karavanen, die, gelijk wij, van het oosten naar het westen trokken,
om het klooster van Kasche Tschurin te bezoeken, en zeer
verbaasd waren, te hooren, dat wij niet daarheen wilden. Aan
den uitgang eener kloof troffen wij een ouden lama aan, die zieh
onder zwaren last hijgend voortsleepte. Wij spraken hem a a n :
„Gij zijt oud, broeder, en hebt meer witte dan zwarte hären. Gij
hebt zwaar te dragen en zult ligter gaan, als gij uw pak op onzen
kameel legt.” ü it erkentelijkheid knielde de grijsaard voor ons.
Samdadsehiemba moest zijn pak op een kameel laden. „Wij zijn
uit een land onder den westelijken hemel,” spraken wij verder,
„en met de aangelegenheden van uw land weinig bekend. Hoe
treffen wij zoo vele beevaartgangers in de woestijn aan?” — „Wij
gaan allen naar Kasche Tschurin, waar morgen een groot feest zal
zijn. Een bokte-lama zal zijne magt toonen en zieh dooden zon-
der te sterven.” Thans begrepen wij volkomen, waarom de Mongolen
in het land der Ortus in zulk eene beweging waren. Een
iama wilde zieh den buik opensnijden, de ingewanden er uit ne-
men, ze voor zieh neerleggen en toch gezond blijven. Dergelijke
gruwelijke vertooningen behooren in de mongoolsche kloosters geens-
zins tot de zeldzame verschijnsels. Een holde, die op zulk eene
wijze „zijne magt wil toonen,” bereidt zieh door lang vasten en
veel bidden zorgvuldig daarop voor. Hij mij dt alle verkeer met
andere menschen en neemt een onverbrekelijk stilzwijgen in acht.
Op den dag der vertooning komen scharen van pelgrims naar het
klooster, waar op het groote plein voor den ingang tot den tem-
pel een hoog altaar Staat opgeslagen. De bokte verschijnt, stapt
ernstig en deftig tusschen de hem toejuichende menigte door, neemt
op het altaar plaats en haalt een groot mes uit den gordel, dat
hij op zijne knien legt. Om het altaar staan de lama’s in een
kring en zingen of bidden. Hoe langer dit gezang duurt, des te
meer wordt de bokte opgewonden; hij triit over zijn geheele lig-
chaam en krijgt hevige stuiptrekkingen; hij gelijkt een bezetene.
Dan houden de lama’s geen tact meer, schreeuwen, gillen al lui-
der en het bidden gaat in luid gehuil over. Thans werpt de bokte
eensklaps zijn gordel af, bindt de sjerp los, grijpt het gewijde
mes en snijdt zieh den buik in zijne volle lengte open. Het bloed
stroomt naar alle zijden neer, de pelgrims werpen zieh eerbiedig
ter aarde, men vraagt den bezetene naar verborgen dingen, naar
de toekomst en het lot, dat dezen of dien te wachten staat. Op
al deze vragen antwoordt de bokte, en wat hij zegt wordt als een
Orakel beschouwd. Als nu de nieuwsgierigheid der toeschouwers
bevredigd is , beginnen de lama’s weder een plegtig gezang aan te
heffen en het bidden neemt op nieuw een aanvang. De bokte