In alle scholen wordt alleen de thibetaansche faal gesproken en
geschreven.
De kloostertucht is streng, het toezigt scherp. Gedurende de
lessen, bij bet bidden en bij bet koorzingen staan de censoren,
op een ijzeren staf leunende, overal rond te zien en waken voor
de orde. Niemand mag praten of den ander stören, en op de
minste overtreding volgt dadelijk eene teregtwijzing, voor de eer-
ste maal sleehts mondeling; docb in geval van berhaling blijft eene
kwispeling met den ijzeren stok niet u it, zonder dat daarbij in
aanmerking komt, of de student een grijsaard of een jonge schabi
is. De kloosterpolicie wordt door trawanten gebandhaafd, die ins-
gelijks lama s zijn, maar grijze rokken en zwarte mutsen dragen.
Zij dwalen bij dag en bij nacht met eene lange zweep door de
straten rond en zijn steeds bij de hand, om de ergens gestoorde
orde te herstellen. Maar het gezag dier trawanten ophoudt, be-
gint het regtsgebied van drie regtbanken, die insgelijks met lama’s
bezet zijn. Wie zieh aan een ook nog zoo nietigen diefstal schuldig
maakt, wordt uit de kloosterstad verdreven, nadat hij vooraf
met een gloeijend ijzer op beide wangen gebrandmerkt is.
De kloosters der Buddhisten hebben veel punten van overeen-
komst met die der Christenen, maar wijken daarvan toch in veel
andere af. Wei zijn de lama’s aan een regel en tucht onderworpen,
maar toch kan men niet zeggen, dat zij gemeenschappelijk leven.
Veeleer vindt men bij hen alle trappen tussehen bedelarmoede en
grooten rijkdom. In Kunbum hebben wij gezien, dat arme in lom-
pen gehulde lama’s aan de deuren hunner gegoede collega’s om een
weinigje gerstemeel bedelden. Alle drie maanden ontvangt ieder lama
zonder uitzondering van het kloosterbestuur eene trouwens ontoerei-
kende ondersteuning aan meel. De vrijwillige giften, die de pelgrims
uitdeelen, zijn zeer welkom; maar zij hangen van het toeval af, men
kan er geene vaste rekening op maken, en menig lama bekomt er bitter
weinig van, wijl de verdeeling zieh naar de verschillende srraden rifft O O
Men onderscheidt thee- en gelduitdeelingen. Met die eerste
gaat het op de volgende wijze toe. De pelgrim, die gaven wil uit-
reiken, gaat bij de oppersten, overhandigt hun eene khata, en
geeft te kennen, dat hij uit genegenheid voor de priesterschap eene
algemeene of eene bijzondere thee wil houden. Aan de eerste kan
ieder lama zonder onderscheid deelnemen; aan de tweede sleehts
eene der vier faculteiten, al naar keuze en bepaling van den pel-
grim. Stellen wij, dat een beevaartganger zijn voornemen heeft
geuit, om eene algemeene thee te geven. ’s Morgens, na het ge-
bed, wordt door den voorganger aan de verzamelden bekend ge-
maakt, dat zij niet uiteen moeten gaan. Hierop verschijnen een
veertigtal door het lot aangewezen jonge schabi’s , en slepen
uit de keuken groote kuipen aan, die tot den rand met melkthee
gevuld zijn. Met deze gaan zij door de rijen der lama’s, en ieder
schept, zoodra de schabi voor hem staat, een houten nap vol,
drinkt en houdt daarbij een tip van zijn sjerp voor het gezigt, om
niet te laten zien, dat hij iets doet, wat met de heiligheid der
plaats zoo weinig strookt. Doorgaans is wel zoo veel thee voor-
handen, dat ieder lama zijn napje tweemaal vullen kan. Naarmate
de pelgrim zieh mild betoond heeft, is de kleur der thee lichter
of donkerder; meermalen wordt er ook nog voor elken lama een
stukje boter of zelfs wel een kleine koek uit weitemeel bijgevoegd.
Na afloop van dit karig feestmaal maakt de lama-president met
luider stemme den naam van den pelgrim bekend, die zieh zoo
hoog verdienstelijk maakte door de heilige familie der geestelijkheid
te onthalen. In den regel is de weldoener tegenwoordig; hij werpt
zieh op de aarde neder, de lama’s heffen een gezang aan, gaan
om den liggende rond, en deze staat eerst weder op, nadat alle
geestelijken zieh verwijderd hebben. Yan dergelijke gaven trekt
ieder lama voor zijn hoofd natuurlijk weinig, schoon het voor den
pelgrim toch zulk eene kleinigheid niet is , zoo vierduizend menschen
met thee te verkwikken. Te Kunbum kost een eenvoudige
thee, zonder boter en koeken, ruim vijftig oncen zilver.
De uitdeelingen in geld kosten nog veel meer, wijl daarmede
eene algemeene thee verbonden is. Na het gebed kondigt de voor-
zittende lama aan, dat de pelgrim N. N. uit dat en dat land voor
de heilige familie der lama’s zoo en zoo veel oncen zilvers bestemd
heeft, en dat op elk hoofd zoo en zoo veel komt. Hierop bege-
ven de lama’s zieh naar den betaalmeester, om ieder zijn aandeel
te ontvangen. Men gaat hierbij met groote naauwgezetheid te werk.
Giften en offergaven zijn der geestelijkheid steeds en te allen tijde
welkom, maar toch plegen zij bij de vier groote jaarlijksche feesten
daarom van grooter belang te zijn, wijl de scharen van pelgrims
alsdan veel talrijker zijn, dan op andere tijden. Toen het boven
beschreven bloemenfeest voorbij was, offerde de naar Kunbum ge-
komen koning van Suniut zeshonderd oncen zilvers en gaf daarbij
nog eene algemeene thee met boter en koeken. Dit feest, dat om
de 8000 gülden naar onze munt kostte, duurde volle acht dagen.