was op het punt van onder te gaan, en gaarne hadden wij onze
tent opgeslagen, maar wij moesten nog een uur verder, om droo-
gen bodem te vinden. Wij waren zoo vreeselijk vermoeid, dat wij
niet eens kracht of lust hadden, om haverbrij te koken. Wij
gebruikten dus eene handvol geroosterde gierst met eenig koud
water, deden ons avondgebed, rolden de bokshuiden uit en legden
ons te slapen. A C H T S T E H O O F D S T U K .
Het land der Ortus o f Ordos. — Bebouwd land en zandige steppen. ■—
Regeringsoorm iij de mongoolsche volken. — Adel. — Slavemij. —
Ben klein lamaklooster. — Verkiezing en aanstelling van een levenden
Buddha. — Kloosterregelen en Studien. — Ben hevige
stonn. — Mcmgoolsche tromoplegtigheden. — Veeltcijverij en echt-
scheiding. — Het vrouwelijke gedacht big de Mongolen.
T o e n wij den volgenden morgen laat ontwaakten en uit de
tent traden, wierpen wij een blik op het land, waar wij ons thans
bevonden. Het vertoonde zieh wel vrij dor en b a r, maar de
grond was toch droog. Wij waren in de zandsteppen der Ortus.
Dit land wordt in zeven banieren verdeeld; het zal van ’t westen
naar het oosten honderd, en van ’t zuiden naar het noorden on-
geveer zeventig uren gaans meten. Naar het oosten, westen en
noorden wordt het door de Gele Eivier bespoeld; in het zuiden is
de groote muur de grens tegen China. Dit gebied werd ten allen
tijde in den maalstroom der staatkundige onlusten meegesleept, die
het chinesche rijk beroerden, en was niet zelden het tooneel van
bloedige oorlogen. Yan de tiende tot de twaalfde eeuw stond het
onder de heerschappij der koningen van Hia, die Thu-Pa-Mongolen
uit het land Si-fan waren. Hunne hoofdstad Hia Tscheu lag aan
den voet van het Aleschangebergte, tusschen den Hoang Ho en
den grooten muur; zij heet thans Ning Hia en behoort tot de pro-
vincie Kan Su. In het jaar 1227 werd het koningrijk Hia, en
daarmede het gansche land der Ortus, door Tscheng-Kis-Khan ver-
overd, die de mongoolsche dynastie der Yuen grondde. Na de
verdrijving der Mongolen uit China door de Mingdynastie kwamen
de Ortus onder de heerschappij van den khan van Tschakar. Toen
deze in 1635 de opperheerschappij der Mandschu erkende, volgden
10*