g e r, en alles duidde a an, dat wij streken met zacliter climaat na-
derden. Vier dagen na ons vertrek van Klang tsa kwamen wij
aan den Ein scha kiang, de rivier met stofgoud. Zij draagt bij
haar ontstaan den mongoolsehen naam van Murui nssn wegens hare
vele krommingen; in China heet zij Tang tse kiang, d .i. stroom,
die zoon van de zee is , en de Europeers noemen haar de Blaauwe
Eivier. Wij waren haar reeds twee maanden voor onze aankomst
te Lha Ssa overgetrokken, toen zij met ijs bevloerd was. Door
de fraaije vlakten van China stuwt zij hare blaauwe golven wezen-
lijk majestueus voort, doch in het thibetaansche bergland stroomt
zij onrustig wegens de vele rotsen. D a a r, waar wij haar bereik-
te n , was zij, door twee steile bergwanden ingesloten, in eene enge
bedding beklemd, en ruischte en brniste geweldig. Nu en dan
zagen wij groote ijsblokken en schollen op haar drijven. Ongeveer
een halven dag trokken wij längs den stroom voort, vervolgens staken
wij dien in groote booten over, en bereikten spoedig de wissel-
plaats Tsehu pn lung, waar wij bij den dheba een uitmuntend
onthaal vonden.
Den volgenden dag trokken wij over den Eooden berg; van zijn
top hadden wij een verrukkend uitzigt over de prächtige, liefelijke
vlakte van Bathung, d. i. in het thibetaanseh: vlakte der koeijen.
Als door een tooverslag waren wij in een heerlijk land overgebragt.
Onze chinesche wegwijzer schrijft: „Het district Bathung is eene
fraaije vlakte, duizend li lang, wel bewaterd door bronnen en be-
k en; de hemel is helder, het climaat aangenaam, en alles verkwikt
er oog en harte des menschen.” Zoo snel mogelijk daalden wij de
berghelling af; de weg leidde door een wezenlijken tuin tusschen
bloeijend geboomte heen; aan de eene zijde hadden wij groene
rijstvelden. Van lieverlede doordrong eene verkwikkende wärmte
onze leden; de pelskleederen werden ons te zwaar. In twee jaren
hadden wij geen zweet gekend; het kwam ons bijna onbegrijpelijk
voor, dat iemand warm worden kon, zonder bij een vuur te zit-
ten. Voor de stad Bathung stond de bezetting onder de wapens,
om den vredestichter der koningrijken naar eisch te verwelkomen.
Hij zat ziek in zijn pilankijn en maakte juist geene krijgshaftige
figuur. Wij werden in eene chinesche pagode geleid, waar wij
wonen zonden. ’s Avonds bragten de mandarijnen der bezetting
en de opperlama’s ons een bezoek, zonden ons ossen- en schapen-
vleesch, boter, meel, kaarsen, spek, rijst, noten, druiven, abriko-
zen en andere vruchten. Te Bathung is een groot voorraadshuis,
het vierde van Lha Ssa af gerekend ; het wordt, gelijk de overige,
door een mandarijn uit de geleerdenklasse, met den titel van ling
ta ï, bestuurd. De chinesche bezetting van driehonderd man staat
onder een scheu peï, twee tsien tsung en een pa tsung; de geza-
menlijke kosten van haar onderhoud bedragen, buiten de rantsoenen
rijst en tsamba, jaarlijks negenduizend oncen zilver. Te Bathung
wonen vele Chinezen, voor een groot deel handwerkslieden ; velen
drijven ook landbouw en nemen akkers van de Thibetanen in pacht.
De vlakte is ongemeen vruchtbaar en geeft twee oogsten in het
jaar; men verbouwt maïs, rijst, graauwe gerst, haver, erwten,
kool, rapen, uijen en andere groenten; ook de bijenteelt is aan-
zienlijk. De vele groeven leveren veel kwikzilver, dat de Chinezen
zuiver bekomen; zij laten de zwavel door hitte verdampen
of doen er gebluschten kalk bij. Bathung is eene groote, volkrijke
stad, en zeer welvarend. Het aantal lama’s is, gelijk in alle thibetaansche
steden, zeer aanzienlijk. In het hoofdklooster, Ba ge-
naamd, is als superior een khampo, die door den taie lama te
Lha Ssa in alle geestelijke aangelegenheden gebruikt wordt. Hier
in Bathung neemt het wereldlijk gezag van den taie lama een einde.
De grenzen van het eigenlijke Thibet werden in 1726, na een
zwaren oorlog tusschen Thibetanen en Chinezen, vastgesteld. Twee
dagreizen voor Bathung ziet men boven op den berg Mang Ling
een gedenkteeken van steen, waarop het grensverdrag te lezen
staat. Tegenwoordig zijn de landen ten oosten van Bathung, gelijk
reeds gezegd i s , van den taie lama onafhankelijk ; ze staan onder
verschillende tu sse’s , eene soort van vorsten, die oorspronkelijk
door den chineschen keizer beleend zijn, zijne opperleenheerlijkheid
erkennen, en eens om de drie jaren te Peking verschijnen moeten,
om den keizer hun tribuut aan te bieden.
Wij bleven drie dagen te Bathung. Ly werd gedurig sukkel-
achtiger; men ried hem dringend, in de stad te blijven, doch hij
wilde de reis vervolgen. — De beide zendelingen wilden hem tot
hunne kerk bekeeren ; hij zeide hun, dat a l , wat hij uit hun mond
hoorde, voortreffelijk was, doch dat hij zieh daarom nog niet wilde
laten doopen; want zoo lang hij mandarijn van den keizer was,
mögt hij zieh met de dienst van Jehovah niet inlaten. Dat erger-
de hen zeer; doch Ly deed toch slechts, wat de wet hem voor-
schreef. —
Achter Tsiambo, zoo vervolgt Huc, waren wij twintig dagen
onafgebroken in zuidelijke rigting gereisd : na Bathung verlaten te
25