legenheid leende zieh niet tot het houden van eene längere toe-
8praak, want de arme lieden hielden zieh al te zeer met de zieke
bezig, om veel naar onze woorden te luisteren. Wij gingen dus
naar onze tent om te bidden; de Tartaar volgde ons. Hij zag
ons brevier. „Staan daar de gebeden tot Jehovah in , waarvan gij
ons spraakt?” vroeg hij. ■— „ J a , dat zijn de eenigste gebeden,
waarvan heil te wachten is.” Hij wierp zieh neder, boog zieh
voor ons in het stof, nam ons brevier en drukte dat, om zijne
vereering te betoonen, aan zijn voorhoofd. Zoo lang wij baden,
bleef hij in knielende houding aan den ingang der tent en sprak
geen woord; doch toen wij oprezen, zeide h ij: „Heilige mannen,
hoe kan ik u de groote weldaad vergelden, welke gij mij bewijst?
Ik ben arm en kan n noch ros noch hamei geven.” — „Mongool-
sche broeder, möge vrede in uwe borst wonen! De priesters van
Jehovah bidden niet, om gaven en giften te ontvangen. Wijl gij
arm zijt, geven wij u dit weinige hier.” Wij gaven hem een stuk
tegelthee. Hij scheen diep bewogen en kon geen woord uitbrengen.
Den volgenden morgen vernamen wij met blijdschap, dat de
zieke aanmerkelijk beter was. Gaarne waren wij nog eenige dagen
op die plaats gebleven, om van de uitgestrooide geloofszaden nog
eenige werking te zien, maar wij moesten onze reis vervolgen.
Eenige Mongolen deden ons uitgeleide.
Men kent in Mongolie geen andere geneeskundigen, dan de
lama’s. Wie ziek wordt, zendt naar het naaste klooster en laat
daaruit een arts komen. Deze betast eerst den pols, grijpt dan
beide handen van den patient en laat de vingers over de slagaders
glijden, nagenoeg als een muzikant over de snaren eener viool
strijkt. De chinesche doctoren gaan anders te werk; zij voelen
namelijk den pols aan beide handen niet tegelijk, maar eerst den
linker en dan den regter. De lama verklaart na naauwlettend on-
derzoek, hoe het eigenlijk met de ziekte gesteld is. Yolgens de
bijgeloovige opvatting der Mongolen heeft altijd een tschütgur, d. i.
een duivel, de hand- in het spei; die kwelt de kranken en ’t komt
er dus vooral op aan, hem door artsenijmiddelen uit. te drijven.
De lama-doctor is tegelijk apotheker; hij bereidt nogtans geen minerale
middelen, maar bedient zieh enkel van gestampte kruiden
en planten, die doorgaans in den vorm van pillen gegeven worden.
De doctor is nog niet verlegen, al heeft hij zijn pillenmagazijn ook
uitgeput; hij neemt alsdan een snippertje papier, schrijft daar met
thibetaansche letters den naam van ’t een of ander heelkruid op,
rolt het op, bevochtigt het met speeksel, kneedt het tot een ko-
geltje, en dit neemt de patient met hetzelfde vertrouwen in , als
eene werkelijke pil. Papier en p i l , oordeelen de Mongolen, komt
in den grond op een uit.
Deze geneesmiddelen, om den duivel uit te bannen, worden
ondeisteund door gebeden, welke de lama voorschrijft. Een zieke,
die arm is , heeft ook slechts een kleinen tschütgur, en men doet
de zaak zonder al te grooten omslag met körte gebeden af of be-
helpt zieh met enkele bezweringsformulieren. Het gebeurt ook wel,
dat de lama verklaart, dat pillen en papieren kogeltjes overbodig
zijn, wijl men afwachten moet, wat Hormustha’s wil is , dat namelijk
de kranke sterve of in leven blijve. Geheei anders doet hij
echter, wanneer de lijder een rijk man en in het bezit van groote
veekudden is. Dan is zonder twijfel een groote tschutgur , een
opperduivel, in het spei, met wien men niet maar zoo omspnngen
kan, als met een ordinairen. In de eerste plaats moet men te weten
komen, tot welke klasse de tschütgur eigenlijk behoort; dat hij
een hoogen rang bekleedt, ligt in den aard van de zaak. Opdat
hij overeenkomstig zijn stand zou kunnen uitvaren, moet men fraaije
kleederen, een nieuwen hoed, een paar goede laarzen en bovenal
een jong vurig paard voor hem gereed houden. Hij kan niet uit-
gedreven worden, als deze dingen ontbreken, en artsenijen noch gebeden
zouden alsdan iets uitrigten. Ook kan het wel gebeuren,
dat een enkel paard niet voldoende is , wijl de duivel soms van
zoo hoogen rang is , dat hij verscheiden trawanten en hovelmgen
in zijn gevolg heeft. Alsdan vordert de lama zoo veel paarden,
als hem goed dunkt; het aantal hangt natuurlijk van den meerde-
ren of minderen rijkdom van den patient af. Nadat de doctor alle
noodige maatregelen genomen heeft, begint de plegtigheuL Hij
noodigt daartoe eenige .lama’s uit de omliggende kloosters u it, en
deze bidden lang, dikwijls van acht tot veertien dagen, met hem;
zij houden eerst op, als zij zeker zijn, dat de duivel is opgetrok-
ken. Intusschen leven zij op kosten der familie en worden koste-
lijk onthaald. Wanneer de patient nu echter toch sterft? Dan
ligt juist daarin het bewijs, hoe goed en krachtig de gebeden gewerkt
hebben, en dat de duivel de wijk heeft genomen. Dood is
de kranke zeker, doch daardoor verliest hij immers niet, daar de
lama’s verzekeren, dat hij in zijn nieuw leven, door middel van
de zielsverhuizing, veel gelukkiger zijn zal, dan hij vroeger ooit
is geweest.