wondenheid toe, niet zoo zeer omdat de val van den nomekhan
bekend werd, want deze verdiende zijn lot; maar wegens de in-
mensrine: van China, door welke men zieh vernederd O Ö 3 achtte en welke
men vreesde. Bovenal waren de vijftienduizend monnikken van het
klooster Sera hevig verbitterd. Zij hingen den nomekhan, hun wel-
doener, met hart en ziel aan, stonden als een eenig man op, wa-
penden zieh met wat hun slechts in handen kwam, en braken naar
het naburig Lha Ssa op. Eeeds van verre hoorde men hun tieren
en brüllen uit de digte stofwolken, die zij op hun marsch opjoe-
gen, en al het volk rie p : „De lama’s van Sera komen!” Zij
kwamen en stormden dadelijk naar het paleis van den chineschen
¡a3- evolmaOs tiag de. «„ Weog met Ki Schan! Weg met de Chinezen!” riepen
tienduizend stemmen. Zij vonden nogtans niemand; want Ki
Schan hield zieh in het paleis van een der kalons verborgen, en
zijn volk had zieh door de geheele stad verstrooid. Thans verdeel-
den de lama’s zieh in verschillende benden; eenigen stormden naar
het paleis van den nomekhan, anderen naar de woningen der kalons
, en verlangden de uitlevering van den gevolmagtigde. Deze werd
«-eweigerd; het kwam tot bloedvergieten; een der thibetaansche ministers
werd in stukken gereten, terwijl drie anderen zware wonden
bekwamen. Intusschen had men de gevangenis van den nomekhan
opengebroken en wilde hem in triomf naar het klooster Sera dra-
gen. Hij verzette zieh daar nogtans tegen en deed alles, om de
lama’s tot bedaren te brengen, tot reden aanvoerende, dat zijn toe-
stand er slechts door zou verergerd worden. Hij was het slagtoffer
van een misverstand, wilde naar Peking gaan, den keizer alles
uiteen zetten en vervolgens terugkeeren. Thans moest men zieh
aan het decreet onderwerpen. De lama’s waren intusschen niet tot
rust te brengen; maar toen het donker werd, trokken zij in groote
hoopen naar het klooster terug, met het vaste besluit, om den
volgenden dag weder te komen. Onderweg echter vonden zij op
de vlakte eene aanzienlijke menigte chinesche en thibetaansche Soldaten
vereenigd. Thans ontzonk hun de moed, en toen zieh het
geschal der horens liet vernemen, wierpen zij de wapens weg, slo-
ten zieh in hunne cellen op, namen de gebedeboeken ter hand
en hieven vervolgens in den tempel als gewoonlijk hun koorgezang
a a n , alsof er niets was voorgevallen.
Eenige dagen later was de nomekhan onder sterke bedekking
op weg naar Sse tschuen. Men heeft te Lha Ssa nooit regt kun-
nen begrijpen, waarom een man, die voor een driedubbelen moordaanslag
tegen het buddhistisch kerkopperhoofd niet teruggedeinsd
was, van dien opstand der monnikken niet tot zijn voordeel partij
trok. Het had hem slechts een woord behoeven te kosten, en alle
Chinezen in Lha Ssa waren vermoord en welligt alle provincien
van Thibet in vollen opstand gebragt. De nomekhan was nogtans
een lafhartige moordenaar, geen moedig rebel. Ki Schan wilde
ook de medeschuldigen van den nomekhan straffen; doch daar
kwamen de kalons tegen o p , wijl zij, en niet de Chinezen, hier de
bevoegde regters waren. Daartegen kon hij niets inbrengen. De
nieuwe nomekhan is een schaberon uit het klooster Ban Tschan,
een jong mensch van achttien jaren. Toen wij te Lha Ssa aan-
kwamen, waren zoowel hij als de tale lama minderjarig en het
regentschap aan den eersten kalon opgedragen, die alles deed, om
de aanmatigingen van den chineschen gevolmagtige binnen de be-
hoorlijke grenzen te houden, terwijl deze van zijn kant zieh de
grootste moeite gaf, om van de zwakheid der thibetaansche regering
party te trekken.