eerste papieren geld en de eerste wisselbanken vallen bij de Ju
Tschen in het jaar 1154; dat papieren geld namen de in China
gevestigde Mongolen over; de Perzen kennen het onder den naam,
dien de /Chinezen het garen, en Josaphat Barbaro hoorde in 1450
uit den mond van een geloofwaardigen Tartaar, dien hij te Asow
aantrof en die met een gezantschap in China geweest was, dat het
papieren geld daar ieder jaar gedrukt werd con wna nuova dampa
(met een nieuwen Stempel). Die uitdrukking is voor den tijd,
waarin Barbaro zieh daarvan bediende, zeer opmerkelijk. Speel-
kaarten komen als houtsneden in China reeds in 1120 voor.
De magneetnaald is door de kruistogten, voor den mongool-
schen inval, in Europa bekend geworden. De oudste speelkaarten,
met name die van het tarokspel, hebben in vorm, grootte, tee-
kening en aantal eene in het oog loopende overeenkomst met die,
waarvan de Chinezen zieh bedienen. De eerste vuurwapenen, welke
men in Europa gebruikte, waren kanonnen; ander geschut kenden
toenmaals ook de Chinezen niet. De eerste drukplaten waren van
hout en gestereotypeerd, gelijk die der Chinezen, en ¡8 is zoo ge-
heel onnatuurlijk n ie t, aan te nemen, dat een uit China naar
Europa overgewaaid boek daarvoor tot model diende. Daarin zou
althans niets meer bevreemdends liggen, dan in het fragment van
een bijbel met gothische letters, dat pater Martini bij een Chi-
nees te Tschang-tscheu-fu gevonden heeft. Wij kennen eene ma-
chine, die denzelfden weg nam, te weten de suan-pän of chi-
nesche rekentoestel, die door de Mongolen onder Batu naar Europa
geraakte en nog heden in Eusland en Polen door lieden’, die lezen
noch schrijven kunnen, met vrucht gebruikt wordt.
Al die ontdekkingen waren in Oostazie gedaan geworden,
zonder dat men in Europa daar nog het geringste van vermoed
had. Nu echter komen beiden met elkaar in eene aanraking, die
anderhalve eeuw stand houdt, en voordat nog weder eene eenw
verloopen i s , zijn al die uitvindingen in Europa bekend. Zij kwa-
men er längs wegen, die wij niet nasporen kunnen, door onzigtbare
kanalen. Aanvankelijk vinden wij ze bij de Europeers in denzelfden
onvolmaakten staat als bij de Aziaten, waaruit alleen reeds
eene gevolgtrekking tot hären oorsprong is af te leiden. __ Tot
zoo ver Abel Eemusat.
De mongoolsche dynastie der Yuen heerschte nagenoeg eene
eeuw lang over China; toen stierf zij uit met Schun-ti, een zwak-
ken, verwijfden vorst. De Chinezen erlangden hunne onafhankelijkheid
weder en Tschu-yuen-tschang, een boerenzoon en langen
tijd dienaar in een bonzenklooster, grondvestte de beroemde dynastie
der Ming. Hij beklom den troon in 1368 en droeg als
keizer den naam van Hung Wu. Een groot aantal Tartaren in de
binnenlanden van China werden vermoord, de overigen naar hun
oud vaderland teruggedreven, waar keizer Yung-lo hen vervolgde;
hij ondernam drie veldtogten aan gene zijde van den grooten muur
en rukte ettelijke honderd uren ver in Mongolie op. Onder zijne
opvolgers liet men de Tartaren in rust. De vorsten uit het huis
van Dschingiskhan vormden in Mongolie eene menigte kleine sou-
vereiniteiten, waarvan ieder eenige stammen omvatte. Zij veront-
rustten van tijd tot tijd de chinesche grenslanden, doch waagden
geen inval.
In de eerste helft der zeventiende eeuw werden de Mandschu
heeren van China; aan hen onderwierpen zieh voor en na de Mongolen.
De Oeloten, een mongoolsche stam, die van Oluta'i, een
beroemd krijger uit de vijftiende eeuw, zijn naam had, bestook-
ten het land der Khalkhas en geraakten met dit volk in een bloe-
digen oorlog, waarin keizer Khang-hi zieh schijnbaar als vredestich-
ter mengde; hij bedwong beide partijen en breidde de chinesche
heerschappij tot aan de grenzen van Eusland uit. De drie khans
der Khalkhas onderwierpen zieh aan den Mandschukeizer, die hen
tot eene bijeenkomst aan den Tolon Noor zamenriep. Ieder khan
bragt hem acht schimmeis en een witten kameel ten geschenke.
Yandaar heet deze schatting in het mongoolsch yusun-dschayan, d. i.
de negen witten. Men kwam overeen, dat jaarlijks een zoodanig
geschenk aan den keizer zou worden aangeboden.
De mongoolsche volken zijn lang niet meer wat zij waren in
de dagen van Dschingiskhan. Tartarije heeft na dien tijd eene
menigte lotwisselingen en omwentelingen ondergaan, en is meer of
minder van den chineschen keizer afhankelijk.
In de hier volgende geographische mededeelingen houden wij
ons aan de inzigten, welke men dienaangaande in het land zelf
heeft. Wij verdeelen de volken in o o s t e l i j k e Tartaren, Tung-
ta-dse of Mandschu, en in we s t e l i j k e Tartaren, Si-ta-dse of
Mongolen. De grenzen van Mandschurie zijn scherp geteekend;
dit land wordt begrensd in het noorden door de Kingganbergen,
die het van Siberie afscheidden; in ’t zuiden door den zeeboezem
Phu-ha'i en door Korea; in ’t oosten door de Japansche zee; in het
westen door de paalbarriere en een arm van de rivier Sakhalien