voor huizen en andere gebouwen , dewijl zij , onder den grond ¡reheel
en gaaf blijven, endoor den tijd langer hoe harder worden. Èn al
hoewel deze mergelblokken , in de open lucht, voor w e L Ä
b ootstaande, eemgzms afschilferen , worden zìi niet te min ook ten
plattenlande, tot den opbouw der huizen gebruikt : zoo verre, dal men
in de dorpen daaromstreeks , geene andere huizen z iet, dan van deze’
mergelblokken gebouwd. De landlieden verkiezen die boven gebakken
steenen , dewyl zij voor zulk eenen geringen prijs le bekomen fiin dat
zy byna niets meer dan arbeidsloon en vracht kosten. En dewijl’deze'
steenen zes en meer palm, lang en voor bet minst drie palm, dik ziin
is daardoor een huis binnen vier of vijf dagen opgemetseld. Van bet
gruis dat van deze steenen komt, wordt een ander gebruik gemaakt
namelijk J om de landen te mesten, waartoé, geheele scheepsladiLen be-'
nedenwaarls naar Itoermond en Venlo vervoerd worden. Alhoewel men
deze steenen, ook in vele andere bergen rondom Maastricht aan
treft, worden toch de meesten nit den S i. P ietersberg gehaald, dewijl
dereMaastrim I bovenSaan ’ der Ylaastroom gereedelyker kunnen vervoeredn fw oSredgeenn. s dDee nbaebziijthteerìds
der landeryen boven op den berg, zijn de eigenaars dezer s t e e n ~ n
aan welke de arbeiders , die de steenen daaruit balen eri aan andLn ver’
Ì)7 T t ' Ì \ Z6er We,Diif ’ voor deiB vrijbeid betalen moeten
Door het langdurig graven van gemelden steen , is deze berg genoeff-
zaam overal uitgehold , hoewel men zorg draagt, dat men 1 L r fn
ginds, geheele stukken tusschen beide onaangeroerd laat welke staande
bhjven en tot pdaren dienen , om het overig°gedeelte des bergs telnder
steunen en tegen het mstorten te bewaren. In weerwil van deze voorkJüen
me“ iL°V°a deD, b e r8 Saande , op sommige plaatsen , diepe
kuilen aan welke door het dadelijk instorten , van dat « d e X
s bergs , onfstaan zijn. Het aanhoudende uitgraven van steenen reeds
voor eeuwen aangevangen heeft uitgestrekte gangen doen on staan
d e elkander in de ingewanden der aarde kruisen.0 Onteibaaris het aan-
tal dezer galeryen, die somwylen wel 18 à 2 0 eilen hoog en ongeveer
6 eilen breed zyn , en zieh rmm drie mijlen ver üitstrekken. Men schat
het aantal gangen en dwarsgangen op zestien duizend : een veldheer
da?r,n een Jf.ger ™n veertig duizend krijgslieden gemakkelijk kunnen
verbergen. Zij gaan nu eens regelmatig§ dan weder onregelmatig door
den berg en vormen noeh een bekoorlijk, noch een verheven doch
een mdertìaad somber gcheel, dat bij het gemis van het liefelijk dag-
hcht eenen droefgeestigen mdruk achterlaat. Naauwelijks is men deze
onderaardsche gangen mgetreden en het oog gewend aan den rooden gloed
die het sch.jnsel der fakkels op de lichtgele Wänden werpt , of dÌ ver-
beeldingskracht, wordt door de sombere voorstelling van een™ eindeÌoo-
zen doolhof getroffen, m welken men, aan zichzelven overgelaten
onvermijdelijk den dood vinden moet. Men gaat l,ief onderseheidené
Ìoog3 beedenkktte wwno°rHd en. Steenen ,e ,mnde8tn eednoeonr eeknrae cbdtievPoell ednu isatremrn iisn vooonrd here-t
scheidene ngtmgen geworpen , vallen zonder eeiiig gedruisch neder
waaruit men de lengte dezer dwarspaden kan opmaken. Het verschnkkehjke
van de op deze holen drukkende duisternis wordt noir
vermeerderd door de diepe, alhier heerschende , stilte, welke door de
menschelyke stem naauwelijks kan worden afgébroken. De toonkla«!
ken , zelfs die van het lindste geroep , blijven dof en smoren even als
of men buiten staat ware, die door zulk eene digte duisternis heen te
dnjien ; ook kaatst geenèrlei geluid van de sombere gewelven en wanden ,
\
die liever elkcn klank schijnen te dooden, lerug. Zelfs de echo,
waarmede zieh de eenzame in eene woestijn verdwaalde reiziger len
minste nog onderhouden kan , is dezen afgronden ontweken , indien
men eene eenige piek uitzondert, waar de woorden eenmaal duidelijk
terug gegeven worden. Wanneer men zieh een enkel oogenblik op
geringen afstand van den gids verwijderl, om de uitwerkselen te zien
of te hooren, welke de fakkels en stemmen in de akelige donkerheid
hebben, bemerkt men,, dat de fakkels, terwijl zij een zacht licht van
eene roodachtige kleur verspreiden, volstrekt niets tot eene naauwkeu-
rige onderscheiding der naburige voorwerpen toebrengen, en de stemmen
zieh allen zonder weerklank in de ontellare kruiswegen verliezen.
Wie het drukkende der eenzaamheid , in welke men zieh hier begraven
vindt, in zijne geheele uitgestrektheid begrijpen , en zieh een dcnkbeeld
vormen wil wat te dezer plaatse het verdwalen i s , die moet, nadat
hij de slingerpaden van dit doolhof tot in zijn binnenste diepte onder-
zocht heeft, plotseling de fakkels uitblusschen en den gids gelasten ,
hem eenige oogenblikken alleen en aan zieh zelven over te laten. Weihaast
zal hij zieh dan door eene soort van schrik overweldigd gevoelen.
Eene onwederstaanbare neig*ing, om zieh , door middel van het gevoel
de zekerheid te verschaffen, dat hij voor het minst nog een zintuig
heeft overgehouden, het eenige dat hem nog niet verried, en waarmede
hij het misschien beproeven zoude, zijne treden in deze alge-
heele afzondering te besturen , Waar zijne oogen vergeefs naar eene
bulpverleenendelichtscbemering omzien , geen gedruisch , hoe zacht ook ,
troost aanbrengend in zijne ooren klinkt, de levenden de ledigheid des
grafs omringd , en de schrik hem al de folteringen der wanhoop verte-
genwoordigt, wier tränen en jammergeschrei, vurig smeken en ver-
geefsche razernij zieh in deze woeste onmetelijke ruimte verliezen. Naauwelijks
heeft men eenige oogenblikken , de wanden des wijden grafs.raad-
plegende , in deze holen rondgezworven , of men begint zieh reeds voor
verloren te houden. Zelfs de kloekmoedigste wordt bevreesd, Staat
stil, roept zijnen leidsman , wil weder het licht zien , en de eerste vonk ,
welke aan den steen ontspringt, of de eerste flikkerende vlam der pek-
toortsen , die hem in de kruiswegen van eenen langen gang in het oog
valt, veroörzaakt hem een onbeschrijfelijk genoegen. Zij, die bet onge-
luk hebbdn van in deze holen te verdwalen , kunnen nicts beters doen ,
dan stil te staan , dewijl zij gevaar zouden loopen , door nasporingen ,
die in geen geval koelbloedig geschieden kunnen, nog vorder te verdwalen.
Wanneer zij stil staan blijft hun ten minste de hoop over, dat,
wanneer hunne afwezigheid op de aarde is opgemerkt, de te hulp spoeden-
den hun digt genoeg zullen voorbij komen , dat zij hetschijnsel der fakkels
aanschouwen , of zelfs den toon hunner stemmen hooren kunnen.
Wie daarentegen stoutmoedigheid genoeg bezit, om zieh op het verloren
pad in de onmetelijke uitgestrektheid dezer galerijen zelven terug
te brengen, kan maar al te gemakkelijk in eenen blinden of in den
eenen of anderen verläten gang geräken , alwaar men hem bezwaarlijk
kan wedervinden. De gidsen , onder wier geleide de reizigers deze onderaardsche
wereld doorkruisen, verzuimen n ie t, hun de geschiedenis tö
verbalen van eenige kanonniers , die gedurende het beleg van Maastricht,
door de legers der fransche republiek, de vermetelheid hadden , zieh ,
zonder geleide, in de steengroeven te wagen, maar niet weder te voör-
schijn kwamen. De zelfde leidslieden verhalen weder, dat in het tijd-
stip , toen de opschrijving der krijgsdienst in de fransche legers zwaar
op het land drukte, eenige jongelingen , aangespoord door het stellig