Zi) beslaat, volgens het kadaster , ecne oppervlakte van 541 bund,
41 v. r. 90 v. eli., waaronder 540 bund 46 v. r. 40 v. eli., be-
laslbaar land; telt 29 h. bewoond door 43 huisgez., uiLmakende cene
bevolking van 21Ó inw. die meest hnn beslaan vinden in de veenderij.
De Herv., die hier 70 in gelai zijn, behooren tot de gem. JFaver-
veen. — De R. K., van welke men er 140 aantreft , worden tot de
stat. van fFaverveen gerckend. — Men heeft in deze heerl. geen
scbool, maar de kinderen genieten onderwijs te Waverveen.
R b i g e -W i l n i s schijnt sedert onhengelijke lijden met JF a v e re n en
B o t s h o l vereenigd te zijn geweest. Wanneer deze vereeniging beeft
plaats gchad , valt niet te bepalen. Vast gaat het echter , dat het
geslacht en de afstammelingen van O e t g e n s , een oud en aanzienlijk
geslacbt , ongeveer twee eeuwen, Heeren van deze ambachten zijn geweest.
Een gedeelte van R o i g e -W i l n i s , thans het Ach t e r b o s c h ge-
naarad, benevens twee mcertjes , waarvan het gröotste, het Ga 1 g e rn
e e r genoemd , aldaar, en het kleinste in de landerijen van het Sticht
onder de proostdij Aasdom l igt , is door den Heer A n th o n i O e tg e n s ,
toen Schepen en naderhand Burgemeesler te Amsterdam, in 1624 van
het kapittel van Sr. P i e t e r te Utrecht gekocht, en bij R u ig e -W i ln i s ge-
voegd. Denkelijk hebben de Heeren O e tg e n s , voor hun en hunne na-
komelingen , den naam van Waveren er bij genomeri , gelijk deze heer-
lijkheid omlrent het jaar 1 6 6 0 nog een eigendom was van den Heer B o n a v
e n t u r a O e tg e n s v a n W a v e r e n , Burgemeester der stad Amsterdam , door
wiens erfgenamen zij is bezeten geweest tot in het midden der vorige eeuw,
toen Ambachtsvrouw was Mevrouw B r i g i t t a S u s a n n a J a c o b a L u p s , geboren
van D am , eene afstammelinge van de O e tg e n s v a n W a v e r e n .
Thans wordt R u ig e -W i ln i s , even als de beide andere heerl., in eigendom
bezeten door den Heer T h e o d o r u s H e n d r ic u s A b e l s , woonachtig op
den buize Bolenstein, te Maarssen.
Men ontmoet in deze heerl. eene uitgeveende plas , op sommige plaat-
scn 5 en 7 eilen diep ; kann ende bij zware winden zeer hol slaan. Om
den slag van het water eenigzins te breken, moeten er strookenlands
van ruim 4 eil. breed in blijven liggen; deze geven zeer goed rielge-
was ; in warme zomers wellen er groote stukken lands op , welke als
het koud begint te worden weder zinken ; deze bonken mag men vrij
weg baggeren , waarvan echter gewoonlijk,, zoo om den tijd van het
jaar, als ook om dat ze veeltijds op ongelegen plaatsen boven komen ,
weinig gebruik gemaakt wordt.
De visscherij in deze uitgebreide plas , was vroeger veel milder dan
thans ; naar men wil , om dat , door het vergrooten en vermenig-
yuldigen der waleren , de visch zieh meer verspreidt. Door het gezegd
opwellen der gronden kan men het vischwant ook niet naar ver-
eisch gebruiken , en eindelijk stellen anderen de oorzaak daarin, dat
men er lang tot visschen plemp- of braassemnetten , waarin groote en
zware baarzen, snoeken , braassems enz. gevangen worden , gebruikt heeft
en de voortteeling daardoor minder geworden is ; niet tegenstaande de
gezegde schaarschheid van visch, worden deze wateren gretig bij percelen ,
als ook de rietakkers, welke aan den polder verlaten zijn, verhuurd.
Op deze plasscn valt ook veel waterwild, als: watersnippen, ganzen,
zekere soort van vogels., welke men aldaar aalscholfers noemt
en van jaar tot jaar vermeerderen en veel visch verslinden ; ook vindt
men er de zoogenaamde zandreiger, welke voor de visch mede zeer
schadelijk is.^ Eendvogels vallen er in overvloed, waarom dan ook
van onhcugelyke tijden af eene eendenkooi, aan den Ambachtsheer of
Vrouwe behoorende, was aangelegd, met het privilégié, dat men op
eenige honderden roeden na (met limietpalen in de polsen elders afge-
perkt) nièt mögt jagen of schieten. Deze eendenkooi is echter sedert
meer dan dertig jaren vervallen.
Het wapen dezer heerl. bestaat in een veld van keel met een fasce
van goud, waar op twee sautoirs van-sabel.
llüIGEWILMS (NOORD-POLDER-VAN-), pold. in Amstelland, vroeger
tot de prov. Holland behoord hebbende, thans prov. Utrecht, arr.
Utrecht, kant. Loenen, gem. Waverveen-en-Finkeveen ; palende W. en
N. aan Waveren , 0 . aan Aasdom , Z. aan de VeenpIassen-van-Rui-
gewilnis.
Deze pold. beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 70 bund.
5 v. r. 10 v. eil., waaronder 83 bund. 90 v. r. 62 v. eil. schotbaar
land ; telt 14 h., waaronder 2 boerderijen , en wordt door eenen water-
molen , op den Amslel ,van bet overlolhge water onllast. Het polderbe-
stuur bestaat uit eenen Polderschout tevens Secretaris en twee Polder-
meesters.
RUIGEZAND (HET), vruchtbare pold. in het TFeslerkwarlier, prov.
Groningen , arr. Groningen , kant. .Zuidhorn, gem. Oldehove ; palende
N. aan de Hunse, 0 . aan de Kommerzijlster-rijt, waardoor het van
Humsterland gescheiden is , Z. aan de gezegde rijt en het Oude-Kanaal,
waardoor het van den Ruigenwaard gescheiden i s , W. aan de Munnekezijl-
ster-rijt, het van den Stads-kwelder of het Lauwerstrand scheidt.
Deze landtong werd in 1793 door de gebroeders D o u w e en Æ dsoe
M a r t en s T e en st r a van particulière eigenaren aangekocht, voor zes en
veertig duizend vijf honderd gulden, die deze voor overstrooming blool-
liggende gronden, reeds in het volgende jaar , voor eigene rekening
en naar eigen ontwerp, met eenen kapitalen dijk van 7520 eilen
lengte en 4 ,2 eil. boven volzee hadden ingesloten. Door het leggen
van dezen dijk, in welken twee kleine sluizen of klieven liggen, de
eene ten Oosten en de andere ten Westen , moest de Oude-Rijle of
het Kommerzijlster-kanaal op twee plaatsen doorgedam.d worden , helwelk
, zelfs in het oog van deskundigen, eene onoverkomelijke zwarigheid
opleverde, doch geenszins bij de ondernemers , die dit plan ipet moed
en beleid volvoerden en ookvolkomen in hunne stoute en kostbare onder-
neming slaagden. Ilierdoor werden dan (behalve de mede ingesloten
Rui g e waa rds t e r -k w e ld er s en de Pol le) 188 bund. beste klei-
gronden bedijkt ; bovendien was de dijk inet de hooge weidekwelders
nog 72 bund., het jonge aanwas 39 bund. en de onbegroeide slikken
69 bund. groot, zoodat het Ruigezand in zijn geheel 568 bund. opper-
vlakle heeft.
In het jaar 1798 verbouwden de gebroeders T e en stra , op nog geen
dertig bunders land , vijftig lasten winter-koolzaad , hetwelk zij verkochten
tegen vijf honderd zes en vijftig gulden.
Omtrent 1808 heeft men , ter voorkoming van afspoeling , de zoogenaamde
Do u weh oofden en vervolgens andere steenen dämmen längs
de Hunse geslagen , door welke kostbare oeverwerken niet slcchts de afspoeling
voorgekomen, maar tevens de opslikking aanmerkelijk bevor-
derd werd. Geen der naderhand plaats gehad hebbende hooge vloeden
heeft dezen polder overstroomd, ofschoon men hiervoor in 1825 be-
vreesd was.
ln 1837 woonden in twee ruim gebouwde boerenhofsleden drie on-
derboeren , en in onderschpidene arbeiderswoningen ruim 100 Doopsgez.
cn Herv. inw. Thans telt men er 110 inw.