om de genegenheid van bet Nederlandsche Gouvernement tot dien priji*
te winnen. Er was tusschen de twee broeders een geschit ontstaan
over de hoeveelbeid rijst en bet aantal roeijers en werklieden, die door
den regerenden aan den afgezetten Sultan moesten verstrekt worden ;
bet Gouvernement besliste daarin naar billykheid , maar zijne uitspraak
werd door den regerenden Sultan op eene honende wijze ontdoken.
Geheel ongeschikt om bet land te regeren, onderscheidde A cumet
N ayem O edin zieh in zijn bcstuur , allcen door verregaande onregtvaar-
digheid, wreedbeid in het opleggen van straffen en door de loelating
van Maleische zeeroovers, die eenen regelmatigen slavenhandel in deze
zeeen dreven , en hem in de voordeelen deden deelen. De waardigheid
van het Gouvernement en de gevolgen, die uit het gedrag van den Sultan
te voorzien waren, gedoogden niet, dit langer onopgemerkt te laten.
In dezen stand van zaken zond bet Gouvernement den Heer M dntinghe ,
van uitgebreide magt voorzien , als Commissaris naar P aeehbang. Deze
bragt een verdrag lo t stand, waarbij het inlandscb bestuur tusschen
de beide broeders verdeeld werd. R affles , de Gouverneur van de
Engelsche bezitlingen op Sumatra, bragt niet weinig toe, om den in
bet ongelijk gestelden Sultan tegen de Nederlanders op te hitsen ; deze
Vorst liet zieh door de Engelschen verschal ken ; hij bcloofde met hunne
bulp de Nederlanders en elke andere natie van Sumatra te verdrijven.
De Engelsche vlag wapperde reeds van de Nederlandsche sterkte te
Palembang, toen men van onze zijde begreep zieh daartegen te moeten
wapenen. De jonge Sultan werd afgezet en naar Java gebannen , en
bet geheele bestuur van diens breeder, B ahr O e d d in , den verrader der
Nederlanders in 1811 , opgedragen. Doch zijne vriendschap was ook
thans slechts schijn ; in Junij 1819 viel hij het Nederlandsche fort aan ,
hetwelk na dapperen tegenstand door de bezetting vertaten werd : eene
poging van de Nederlandsche vloot , onder den Sehout-bij-Nacht W ol-
t erb eek en den Kolonel D ibbetz , tot herslel van ons gezag, mislukte
geheel en al. Intusschen werden , zoowel van onze zijde , als van die
des .Sultans, de noodige toebereidselen gemaakt, om den oorlog met
kracht voort te zetten. Verslapping van den kant der Nederlanders,
zoo kort na de herstelling hunner magt in die gewesten , ' konde de
vreesselijkste gevolgen naar zieh slepen , en welligt den ondergang van
al onze Oostindische bezittingen ten gevolge hebben. In Mei 1 8 2 1 koos
onze vloot zee; zij stond onder het bevel van den bekwamen Generaal
Majoor de K o c k , aan wiens beleid en volharding de goede uitslag mag
worden toegeschreven. De algemeene aanval, die den 20 Junij, nadat
reeds sedert het aanbreken van den dag, door den vijand geschoten
was , van de Nederlanders begon , kostte zeer veel bloed. In den loop
van den dag waren op een der schepen reeds zestig dooden en gekwet-
t ten, en de hitte was aan boord ondragelijk; de reeds gelande troepen
moesten terug; eene kanonneerboot, door het paalwerk gedrongen , viel
in banden van den vijand ; eene andere werd in den grond geboord.
Des avonds had den Sultan alle zijne posten nog in bezit. Beter ge-
lukte een vernieuwde aanval op den 23. De Overste B isc boff veroverde
reeds v6or 7 ure het sterke Gabora, tastte daarop, met den Majoor
de L e edw , de verschansingen, aan de zijrivier Paladloe, van achteren
aan en veroverde dric batterijen; de schepen bragten ’s vijands water-
batterijen tot zwijgen. Hierop werd het paalwerk vermeid; de schepen
zeilden tot de hoofdstad op en eischten van den Sultan dc overgave.
Deze, ziende dat alles verloren was, wilde nog zijn verblijf op P alembang,
bedingen, doch men deed hem weten , dat hij zieh naar Batavia moest
begeven ; hij onderwierp zieh , werd naar de hoofdplaats van-Neferlands-
Indie gevoerd en zijn neef, de zoon des jongeren Sultans, in zijne
plaats, onder den titel van Soesoehoenan, met het gezag bekleed.
PALEMBANG, st. of liever uitgebreid vlek in Oost-Indie, op het
Sundasche eil, Sumatra, op 2° 47/ Z. B., 122 24/ 0 . L,, aan de
beide oevers van de Moessie, welke hier de Palembang heet, op nage-
noeg 2 0 mijlen afstands van den mond dier rivier, omtrent een mijl
beneden de uitwatering van de rivieren de Ogan en de Kramassan ,
welke , benevens de Moesie, de voornaamste toegangen zijn tot de Pa-
lembangsche binnenlanden. Van deze laatsten kan dus niets afkomen
of derwaarts gaan of het is aan de hoofdplaats bekend. Beneden Pa-
lembang , naar zee, ontmoet men, hij het eilandje Gombora (eigenlijk
Kambara), eene sterke verdedigingsplaats, juist voor de monding der
rivier Peladjoe.
P alembang is de verblijfplaats van het bestuur, dat i n handen van eenen
Resident en eenen inlandschen rijksbestuurder is. Ook is er eene regfc-
bank van burgerlijke en lijfstraffelijke regtspleging, uit eenen President
, eenen Secretaris-Fiskaal en onderscheidene inlandsche Pangerangs
bestaande. — De uitgebreide stad strekt zieh aan de beide oevers der
rivier en längs die van eenige kreken ui t , zoodat de onderlinge ge-
meenschap , meestal met kleine praauwen (praauw-sumbawa) moet worden
onderhouden. Dit is te meer noodzakelijk, omdat de meeste
* vreemdelingen op vlotlen (rakits), längs de beide boorden der breede
en fraaije rivier gelegen , hunne woningen hebben. Oorspronkelijk is
dit verblijf op vlotten aan de achterdocblige Staatkunde der Palem-
bangsche Vorsten toe te schrijven , ten gevolge waarvan het geen vreem-
deling werd vergund om aan land te wonen. Deze woningen hebben ,
door middel van drijvende bruggetjes , gemeenschap met den oever, en
zijn veelal fraai gebouwd en geiuakkelijk ingerigt. Aan de waterzijde
is eene galerij , aan welke men met eene praauw aanlandt, wanneer
men elkander een bezoek geeft. Rondom in den frisschen stroom
gelegen, zijn deze woningen koel en aangenaam, zoodat zelfs vele Euro-
peanen daaraan de voorkeur, boven een huis op den vasten wal, geven.
De Palembangers, Arabieren en Europeanen zijn de eenigen die woningen
op het land hebben. De Chinesche kooplieden wonen schier
allen op deze wijze op het water.. De vlotten hunner woningen be-
vatten twee afzonderlijke huizen, met eene soort van binnenplein tusschen
beide. Het voorste, of het huis naar de waterzijde, is het
woonbuis, het achterste de winkel of het magazijn. Er bestaat echter
eene soort van Chinesche kamp, in welker nabijheid de Heer v a n
S evenhovek , tijdens hij hier Commissaris was, eene markt heeft doen
aanleggen , de Pasar-Barhoe of nieuwe markt genaamd, waar een ver-
bazend vertier van allerlei voortbrengselen plaats heeft. Ook de Arabieren
hebben eene afzonderlijke kampong. Het getal der Chinezen
te P alembang bedraagt omtrent acht honderd en dat der Arabieren
vijf honderd. De geheele bevolking wordt op ruim dertig duizend zielen
geschat.
P alembang heeft eene zeer günstige ligging voor den handel. De rivier
heeft overal genoegzaam de diepte-van vier, vijf, op sommige
plaatsen zelfs negen en meer vademen. De eb en vloed is een groot
eind weegs duidelijk merkbaar, en bevordert de snelheid van het open
afvaren der rivier. Men zou hier met vrucht eene stoomboot kun-
nen aanleggen. Dc op 1 Januarij 1841 alhier behoorende zceschepen
waren 4 fregaltcn, 4 barkschepen, 3 brikkeu en 4 schoeners.