inzonderbeid in de berglanden, alwaar men zwarte aarde en rooden
kleigrond heeft; terwijl de lagere streiten of zilt- of steenachtig zijn.
Men mag echter veilig zeggen, dat deze landen , van het zeestrand af
tot eene hoogte van acht duizend voeten boven de öppervlakte der zee,
begroeid zijn , en een ruim veld voor allerlei ondernemingen aanbieden.
De voornaamste boomen, planten en gewassen, welke in deze resi-
dentie voorkomen , zijn : de glogo, lontar, gebang, kokosboom, rot-
tan , bamboes, waroe , gayam , nibong , djali, ambalo , kasoemba, asem
(tamarinde) , sonno-kling, sonno-keinbang , soerin , kamoening, kana-
rie , mengkoedoe , dadap , tjemara , wringin , pinang , randoe, basaran
, geuietrie en gondang. Uit deze laatstgemelde krijgt men eene
goede soort van was , zoo mede uit den badat gom-elastiek.
De voornaamste vruchten, welke men bier aantreft, zijn: de pi-
sang, doerian , langsep, man gis , ananas, manga, vier soorten van
djamboe’s , ramboetan , salak , bliembing , sawoo , dalima , samanka ,
nangka , serie-kaya , kleedong , moendoe , vijf soorten van djerook’s ,
namnam , kepel, boewa-angoor (druiven), madja , djoewit, oenie, fram-
bozen, doeko, loo en gayam.
De voornaamste bloemen zijn : tjampaka , drie soorten van melatie,
tjampaka-gondok , soelassie-, saroeni, kananga , tonking , patjar-tjina ,
sambodja , katja-piring , tándjong , nogosarie , ayar-mawar (rozen),
gambir , sedep-malam,kamoenoeng en serie-gading.
De meeste der bekende moesgroenten uit Europa worden ook hier
door de Chinezen gekweekt, uit deze residentie en uit Soerabaya wordt
bijna geheel Java van aardappelen voorzien.
De paarden in deze residentie, ofschoon niet groot, zijn van een
goed ras ; terwijl de Inlander, vooral in het Batoesche, zijn best doet
om dit te veredelen. Yreemde rassen treft men er niet aan , met uit-
zondering van eenige Biemanescbe paarden. Voorts vindt men in deze
residentie buffels , stieren, koeijen , berten, schapen , varkens, tij-
gers , tijgerkatten, apen , kaaimans , kidans , kantjils , tringoelings ,
landaks , rassées, koewooks , loewaks , blandjangs , badjings , goran-
gangs , welisans , vossen en mejawaks.
Deze streken zijn zeer rijk in visschen , waarvan over de bonderd
en tacbtig soorten zouden kunnen worden opgeteld.
Men heeft wijders onderscheidene soorten van kruipende zee- en
landdieren, en omstreeks dertig soorten van eigenlijke slangen , van
den ontzettendc oular-sawa (boa-constructor) tot den biloudak (eene
kleine adder). Onder de giftige dieren kan men ook de scorpioenen
en duizendpooten brengen, wier steken vrij groote en pijnlijke ge-
zwellen veroorzaken. De Javanen bestrooijen die gezwellen met fijne
kalk, het beste middel dat er tegen gebezigd kan worden.
Het land is rijk aan gevogelte. Men vindt er bij de zeventig soorten
, onder welke paauwen , kalkoenen , hoenders, eendvogels, ganzen
, zwaluwen, wilde en huisduiven, enz. .Wat het delfstoffenrijk
aangaat, er bestaan gcene mijnen ; in het Tinger-gebergte vindt men
op de toppen, bij den vuurberg Brama, groote bazalt- en lavarotsen.
In deze residentie heeft men onderscheidene suikermolens, welke,
in het jaar 183 4 , ongeveer 120,000 pikols suikerhebben verwerkt. Hoe-
wel dé grond onderscheidene indigosoorten oplevert, vindt men er geen
indigofabrijken in het groot. De inlander maakt er slechts indigo voor
dagelijks gebruik. De katoen wordt er met vrucht aangeplant. Er
worden evenwel geene fijne katoenen vervaardigd, en alleen blaauwe,
zwarte of gestreepte stukken te koop aangeboden. Voorts zijn er
stcencn-, pannen-, potten- en vloersteenbakkerljen , alsmedc eene kalk-
branderij. Er wordt ook allerlei soort van touw gemaakt, inzonder-
heid van den gebang- en arinboom , en in de districten Melaten, Wankel
en Anlang maakt men stroozakken. Het verlakken van kris- en piek-
scheden geschiedt hier op de openbare bazars. Men vindt er voorts
koperslagers, smids , goud- en zilverwerkers, timmerlieden , schoen-
en kleedermakers ; doch zij zijn meestal in hun handwerk weinig be-
dreven. De metselaars zijn meer bekwaam , en zullen hun werk , door
het menigvuldig bouwen in de residentie, hoe längs zoo meer leeren
vcrstaan. Het maken van vischnelten en ankertouwen in het Maleische
kamp is niet onbeduidend , daar de visscherij , welke met verschillende
praauwen geschiedt, nog al van aanbelang is. Te Bangil heeft men
leerlooijers. Zout wordt in deze residentie niet aangemaakt. Het zou
echter gemakkelijk genoeg vallen het te bekomen , daar in den droo-
gen tijd het Strand geheel wit ziet, en de inlander zou de aarde ne-
vens zijne huizen slechts hebben op te nemen, die te doen kooken,
het water te laten bezinken en het overgeseboten water aan de zon
bloot te stellen , om spoedig goed zout te erlangen. Het zouten van
visch en eijeren (te Gratti) geschiedt dan ook geenszins met zuiver zout,
maar met padak, grondaarde van de tambaks (vischvijvers). Dit komt
goedkooper uit en is beter, daar het zout alleen te sterk is. Men be-
lioeft de kleine vischjes slechts over die aarde te wentelen en ze dan
te laten droogen, om ze te zouten. De evengemelde gratti-eijeren
zijn zeer vermaard; zij komea uit het dorp Dawie, op kleinen afstand
van het Gratti-meer. Ieder inwoner in dit dorp onderhoudt ten inin-
ste veertig tot vijftig eenden , waarvan zij de eijeren zouten, welke
dan over geheel Java worden verzonden. De uitvoer van die eijeren
over zee heeft, in 1S 2 9 , bij de honderd duizend stuks bedragen.
Wanneer men het inwendig vertier in Passaroewans en het vervoer
over land daarbij voegt, kan men nagaan , dat dit artikel voor de
bevolking van Gratti een groot middel van bestaan oplevert. . Stellig
vindt men aldaar .over de negen duizend eenden, weshalve het aantal
eijeren , dat jaarlijks gewonnen wordt, zeer aanzienlijk is. Vele eijeren
worden echter bedriegelijk als uit Gratti opgegeven; de echte zijn
spoedig aan hare fraaije blaauwe kleur te kennen, zijnde de andere
hleek blaauw, zelfs wit. Welirang (zwavel) wordt uit het Ardjoenoe-
gebergte gehaald.
De binnenlandsche handel bestaat veelal uit onderliugen ruil of ver-
koop voor geld , van.rijst, djagong, padie, kedelle, djarek, kapas,
stroozakken , doempel, kadjangmatten , koffij , uijen , aardappelen ,
kool, suikerriet, Javasuiker, gezonten eijeren , visch, vruchten ,
kaneel, indigo, tabak, huiden , olie, bloemen , pannen , steenen ,
kalk, lijnwaden, kleedjes, verwstofifen, mandewerken, jenever, opium,
bier, minerale wateren , Europesche mondbehoeften , talkkaarsen, ge-
maakte gouden en zilveren werken, edelgesteenten enz. Van alle deze
voorwerpen zijn slechts voor den Europeschen handel geschikt koffij,
suiker, indigo en huiden. De groote hoeveelheid koffij , welke deze
residentie voortbrengt, en wel voornamelijk het regentschap Malang,
maakt dit artikel van veel aanbelang voor den handel. Men schat
den uitvoer van koffij op 80 tot 90,000 pikols. De uitvoer van suiker
wordt op 16 tot 20,000 pikols begroot. Deze artikelen verschaffen
een levendig verkeer. Koffij en tabak bekomt men uit de boven-
landen van M a l a n g , mitsgaders uit de binnenlanden van Passaroe-
wahg en B a n g il , tegenruilingmetlijnwaden, gezouten visch, gouden