PUT.
De 21 November des vollenden jaars, toen de vloed weinig lager bleef,
cn zelfs op sommige plaatsen hooger klom, bragt dit de inwoners weder
in geen kleine vrees, welke echter zonder aanmerkelijke schade afliep.
Dan , had men de twee laatste jaren zware watersnooden uitge-
staan, de twee volgende waren niet minder rampspoedig door vuur-
nooden. Het was namelijk opdenlßJul ij 17i7,datmen des nachts ten
een ure eene verschrikkelijke vlam zag opgaan, barstende uit een huis,
bijna in het midden des dorps staande, hetgeen eenen algemeenen schrik
en geen geringe verwarring veroorzaakte, en vermits er een vrij hevige
wind woei, te weeg bragt, dat er acht huizen , met het grootste gedeelte
der meubelen eene proof der vlammen werden , zonder dat er
echter iemand omkwaro.
Ruim een jaar daarna, namelijk den 28 Julij 1778, werd dit dorp
op nieuw bezocht met eenen nog feileren brand, weder in het midden
van den nacht, terwijl elk in rust lag, nitbarstende; deze nam het
overscbot van dat gedeelte des dorps, betwelk in het vorige jaar was
overgebleven , bijna geheel weg, leggende vijftien huizen , met de meeste
meubelen daarin , in de asch ; er werden weder geene menschen
vermist, doch dit droevig geval had echter ten gevolge, dat de Regering
bedacht was om een tweede brandspuit aan te schaffen en orde
stelde, dat de burgers ,, bij bcurten , bebalve de gewone nachtwaker,
des nachts de wacht hielden, alzoo men mecnde gegrond vermoeden
te hebben, dat die onheilen door brandstichters werden veroorzaakt.
Nog geen jaar daarna, te weten den 25 Mei 1779 werd men niet
weinin- in het zoo even gemelde vermoeden bevestigd. In den vroegen
morpenstond van dien dag onldekte men wederorn eene kleine vlam
in den hoek van het dak eener schuur ; de vlam werd men gelukkig
meester, doch de schrik der ingezelenen was verbazend.
Den 11 October 1853 is in deze gemeenle nogmaals een hevige
brand ontstaan , waardoor eene scheepstimmerwerf, met het woon-
huis des eigenaars, een afzonderlijk staand huisje en eene schuur
met hooi, eene prooi der vlammen zijn geworden. Later nog, is ,
meermalen, in onderscheidene jaren * dit dorp door de zelfde ramp getroffen
geworden. .
Het wapen van P uttershoek beslaat uit dne leben au pied nourn
van sabel (zwart) , op een zilveren schild, zijnde dat van het voorge-
melde huis van Lier , ofschoon het, gelijk hoven gebleken i s , niet dan
het halve ambacbl in bezit heeft gehad.
PUTTERSHOEK , geh. in de Meijerij van ’s 11 ertogeribosch, kw. Maasland,
prov. Noord-Braband, Eersle distr., arr. en 2 n. N. 0 . van
’s Hertogenbosch, kant. en 2 u. W. van Oss, gem. en 20 min. Z. van
Nuland; aan den grooten weg van ’s Hertogenbosch op Grave , met 9 h.
e”PDTTERSHOEK (HET NIEUWE-LAND-YAN-), pold. in den Hoek-
sche-uaard, prov. Zuid-llolland, arr. Dordrecht, kant. ’s Gravendeel,
gem. Puttershoek; palende N. aan de Oude-Maas, 0 . aan het Groot-
Koningrijk , Z. aan den Hoek-Nieuwlandscben-polder, W. aan het dorp
Puttershoek. —• Deze pold, beslaat, volgens het kadäster, eene oppervlakte
van 68 bund. 29 v. r. 53 v, eil. . , „ , ,
P U T T E R S H O E K (HETO U D E -L A N D -VAN-), p o l d . in d e n Hoeksche-
waard, p r o v . Zuid-llolland, w . Dordrecht, k a n t . ’s Gravendeel, g em .
Puttershoek; p a l e n d e N . a a n d e Z o m e r l a n d e n e n a a n d e s c h o r r e n t e g e n
d e O u d e -M a a s , 0 . a a n h e t d o r p P u t t e r s h o e k e n N i e u w -B o n a v e n t u r a ,
Z aan h e t Oude-land-van-Maasdam, W. a a n de Z o m e r l a n d e n .
Deze pold., welke een gedeelte uitmaakt van den Oudelandsche-
polder, beslaat, volgens hetkadaster, eene oppervlakte van 12b bund.
27 v. r. 18 v. eil. schotbaar land. .
PUTTERSHOEK (DE ZOMERLANDEN-VAN-) , pold. in den Hoek-
s c h e waard, prov. Zuid-llolland, arr. Dordrecht, kant. ’s Gravendeel,
gem. Puttershoek; palende N. 0 . aan de Oude-Maas, 0 . aan he Ou-
de-land van Puttershoek, Z. aan d e Zomerlanden van Mijnsheerenland-
van-Moerkerken, W. aan de Zomerlanden van fleinenoord.
Deze pold., welke een gedeelte van den Oost-Zomerlandsche-polder
uitmaakt, beslaat, v o l g e n s het kadaster, eene oppervlakte van 58 bund.
78 v. r. 10 v. eil. . , , n
PUTTOORKREEK (DE), water-m hetmarkgr. van Bergen-op-£oom,
prov Noord-Braband, ontstaande uit de Puttemche-heide, en loopende
in eene westeliike rigting door den Zuid- en den Nieuwe-Zuul-polder-van,
O s s e n d r e c h t , naar de haven van dat dorp, waarrn het zieh stört door
eene sluis en waarop deze polders door die kreek kunnen uitwateren,-
PUTTOXTOREN , ook H eer-B oudijss- P uttoxtores , voorm. toren te
Dordrecht, bij het Groote Hoofd. A ...
Hii werd vermoedelijk tusschen het jaar 1000 en 1050 ten tijde van
Graaf Dirk III of Dirk IV gebouwd, en in 1607 wegens ouderdom afgebroken.
In zijne plaats bouwde men twee huizen : het eene met dit
opschrift:
D oor ’t valiev vas des P üttox- toreb oot
B es ick ge bout.
Hij werd vooral gebruikt, om de zulken, die buiten Staat waren hunne
schulden te voldoen , op te sluiten , en gemeenlijk de S t e en genaamd.
De Schout J acob P ot, van Antwerpen , en de bekende Jonker F rass vas
B rederode hebben op dezen toren gevangen gezeten.
PUYFL1JK heerl. in het Land-tusschen-Maas-en-Waal, prov. Gelderland,
distr. en arr. Nijmegen, kant. en gem. Druten; palende
N. aan Druten, 0 . aan Afferden en Horssen, Z. aan Altforst, W. aan
Leeuwen. . ‘
Deze heerl. bevat het d. Puyf l i jk, benevens eemge verstrooid lig-
gende huizen. Men telt er eene hevolking van 400 inw„ die meest hun
bestaan vinden in den landbouw. _
De Herr., die er zijn , behooren tot de gem. Leeuwen-en-Puyfhjk,
klass. van Nijmegen, ring van Batenburg. Vroeger maakten de Herv.
te Puyf l i jk eene afzonderlijke gemeente ui t ; hoe lang dit geduurd heeft
is onzeker , in 1609 waren P uyelijk en L e euw en reeds vereenigd en
de eerste Predikant in 1609 beroepen voor beide gemeenlen was H e r -
mansus G erardi P osteeius die er in 1621 overleed.
De R. K. onder welke 350 Communikanten, rnaken eene par. u it,
welke tot het apost. vie. gen. van ’s Hertogenbosch, dek. van Druten,
behoort en door eenen Pastoor bediend wordt. — Men heeft in deze
heerl. eene scboel.
P uyflijk was zeker eene vrije heerlijkheid, want in 1260 , werden
Goswisus Mu.es »e P uffblike , W ernerus de P uffeuke en W ilhelmus
de P uffelike, alle drie met den titel van Edele Heeren, Nobiles F iri,
pronkende, leenmannen van den Graaf van Cleve. De laatste ge-
noemde W ilhelmus de P uffelike , Ridder, een Edel eerzaam man , vir
Nobiles’et honestus; liad den hof van Balgoy van het kapittel van
S t. Johas te Utrecht, in erfpacht gehad; hij was in 1288 overleden
en zijn zoon W illem zag toen daarvan af. W illem junior dr P uffelic,
waarschjjnlijk dezelfde, was in 1280 borg des broeders vas Ochtes,