waarschijnlijk reeds in da twaalfde of in Let begin der dertiende een#
in de Maas, daar nu de korenbeurs staat, een hoofd gemaakt, waar
do schepen konden aanleggen , om medegebragle goederen te kun-
nen lassen en welke zij weder moesten medenemen , gemakkelijker
te kunnen laden. Dewijl nu sommige van deze schepen dikwijls
genoodzaakt waren , hetzij om te lossen of te laden of om eenige
andere reden, eenige dagen daar te blijven, zullen zeer waarschijnlijk
onderscheidene lieden , op hoop van uit deze omstandigheid voordeel
te trekken , omtrent dit hoofd, buiten de Hoogstraat of längs de bui-
tenvest, van tijd tot tijd huizen hebben doen bouwen. In deze huizen
kwamen lieden wonen , ten einde altijd bij de hand te wezen , om de koop-
lieden , schippers en knechts , alsmede de huislieden van rustplaats ,
spijs, drank en wat zij verder noodig mogten hebben , te verzorgen !
en daardoor een eerlijk bestaan te vinden. Hierdoor zal de stad längs de
Maas en door bet aankomen der visscbers met hunne zeevangsten , zoo
naar bet Oosten als het Westen , meer en meer bevolkt zijn geworden.
Door het vermeerderen des koopbandels moesten de schippers
echter dikwijls zulke zware stukgoederen lossen en laden, dat zij
niet dan met zeer veel moeite en gevaar van ongelukken’, konden
verwerkt worden. Om hierin te voorzien vergunden de Hoogheemradcn
van Schieland aan de Regering der stad, in het jaar 1461 , aan dit
hoofd eene kraan te mögen plaalsen. Deze vergunning werd , in het
jaar 1473, door de stad overgedragen aan zekeren Keaasvan Ö orden ,
met bcvel om de kraan aan de vest te stellen, regt tegen over de
Jiforiaansteeg; haar wel te onderhouden, en , volgens ordonnantie
daartoe van Heeren Burgemeesters gemaakt, te bedienen ; onder beding
, dat bij alles, wat daartoe behoorde, ten zijnen koste zoude bezorgen
en daarentegen de kraan, zoo lang hij en zijn zoon leefden ,
ten hunnen voordeele behouden, zonder deswege iets aan de stad
uit te keeren, maar dat, na hun beider dood, de kraan met
alle bare gereedschappen aan de stad in eigendom vervallen zoude.
Op deze voorwaarden i s , in dat zelfde jaar, de kraan daar ter plaatse
gemaakt geworden, daar zij vele jaren schijnt gestaan te hebben : en
van dien tijd af tot nu toe 9 is daaromtrent de verzamelplaats van
nieest allen, welke hier de granen ter markt komen brengen.
De vergrooting der stad R o t t erd am kan men in zeven uitleggingen
onderscheiden. Omtrent het jaar 1300 is aan de oostzijde, .buiten
den hoogen zeedijk, van de Oost-Wagenstraat of Zuidsche-Wagen-
straat tot de gewezene Oostpoort en van daar, aan de zuidzijde,
van den Hooge-zeedijk in de Maas tot aan de kleine draaibrug,
vergroot. °
In of kort na het jaar 1338, werd zij aan de weslzijde, uit-
gelegd, waar toe Heer W ir r em van N a a e d w i jk , Heer van Wateringen
, en zijne huisvrouw, J oanna van T E iiiN G E N , bij eenen brief van
8 April des gemelden jaars , een gedeelte van hun ambacht, welk ge-
deelte het Roode zand genaamd was, aan de stad gaven, onder
voorwaarde, dat Heer W il e e h een derde genieten zou van de breuken,
binnen deze streek vallende, welke door zijnen Schoul en Schepenen van
R o t t e b d am beregt zouden moeten worden. De overeenkomst, hiervan
gemaakt, werd door Bertog A e b r e c h t bekrachtigd. Die Hertoggafdie
van R o t t er d am ook, in het jaar 1380, het gantsclie Nieuwland, gelegen
op der Westzijde van der Ilaveti, in erfpagt om ses oude Schilden
(o guld. 40 cents) s ja a r s , hetwelk sedert bebouwd werd en do p* den
naam van het West-Nieuwland draagt.
De derde uitlegging , welke waarschijnlijk mede kort nahet jaar 1338
zal zijn begonnen, begrijpt aan de westzijde alles , tusschen de oude
Schiedamsche-poort en do kleine Draaibrug, van het Steiger en de
Maas tot aan de Zuid-Blaak; waarvan het slot ßulgerstein , van hetwelk
men in het jaar 1373 nog eenige overblijfsels zien kon , met het
Roode zand, wel het voornaamste was.
De vierde uitlegging, waarschijnlijk mede reeds voor het jaar 1400 of
weinig daarna begonnen, begreep den omtrek van de Groote markt, het
West-Nieuwland, de Noord-Blaak , tot aan de Zoete-brug, en het Hang,
tot weder aan de Groote-markt, met alles wat binnen die bepalingen is
ingcsloten. ln dit tijdvak, en wel in 1373, telde men er 1137 huizen.
De vijfde uitlegging is eerst na het jaar 1372 ondernomen , zoo otn
de stad te versterken , als om de schepen met meer zekerheid binnen de
stad te kunnen bergen , dewijl, aangezien Amsterdam zieh nog onder de
Spaansche regering hield , R o t t e r d am toen den meesten handel op de Oost
en Westdreef, en derhalve meer zekerheid voor hare zeevaart noodig
had. In deze uitlegging is begrepen, alles wat binnen de Scheep-
makers-haven van het Ooster-Nieuwe-Hoofd , het Wester-Oude-Hoofd ,
de Geldersche-kaai, de Zuid-BIaak, den Wolfshoek en de oostzijde van
de Leuvehaven , tot weder aan het Ooster-Nieuwe-Hoold, gelegen is,
De zesde uitlegging schijnt in het jaar 1397 te zijn begonnen , van
het Roodezand ten westen van de Korte-Hoogstraat , en zoo vervolgens
aan beide zijden van den Hoogendijk , tot in den Koolhoek , en van daar
tot aan de nienwe Schiedamsche-poort en het Wesler-Nieuwe-Hoofd ;
welke Hoogendijk T van de Korte-Hoogstraat tot aan de Leuvebrugsteeg ,
de Schiedamsche-dijk, van daar tot aan den Koolhoek, den Schotsche-
dijk en van dien hoek tot aan de Schiedamsche-poort K l o o t e n b u r g
genoemd wordt.
De zevende uitlegging had in het jaar 1609 plaats. De Boompjes
werd toen aangelegd, waartoe eene lengte van achttien honderd tre-
den in de Maas werd gedempt, waarop men in 1611 eene slraat
bouwde. Deze werd in 1613 met eene rij ijpen boomen beplant; in
1619 bestraat en in 1661 verhoogd, op nieuw bestraat en met de
tegenwoordige kade voorzien. De scheepstimmerwerven, welke vroe-
ger te dezer plaatse en aan de Scheepsmakers-baven gevonden werden,
zijn in dat tijdstip verplaatst naar de Zalmhaven. Kort hierna , in
1641 , werden de singels gegraven en achlervolgens aangelegd.
Daar de meeste aanzicnlijke huizen, längs de voorname' havens en
aan de rivierzijde gebouwd zijn, hebben de straten een- minder deftig
voorkomen, en zijn meest met winkelhuizen bezet, waaronder de
Lang e-H oogs t raa t bijzonder uitmunt , vooral des avonds bij de
gazverlichting, waarvan deze stad thans geheel voorzien is.
Men heeft er onderscheidene, doch niet zeer ruime markten. De
G r o o t e - m a r k t , welke in het jaar 1333 overwelfd werd, munt boven
allen uit. Aan de Kolk Staat het metalen standbeeid van den on-
sterfelijken Rotterdammer, D e s id e r ib s E rasmds , hetwelk door ken-
ners als een kunststuk beschouwd wordt. In het jaar 1349 werd deze
beroemde letterheld met eenen houten pronkbeeld vereerd, hetwelk, in
het jaar 1337 of 1338 , in een beeid van blaauw arduinsteen ver-
wisseld werd. Dit, in het jaar 1372, door de Spanjaarden omver
gehaald zijnde, werd sedert wederom hersteld , en , len jare 1622,
eindelijk van koper afgegoten , niet zonder groote tegenkanling van
sommige ijveraars, opgerigt. Het Staat op een blaauw sleencn voel-
sluk van omtrent zes voet hoog, is meer dan levensgrootte en heeft