414 HEM.
REMBANG of R ambang , res kl1, in Oost-IndiiS, op het Stindasclte cd.
Java, tusschen 6 ° 50' en 7 °9 ' Z. B., en 120" 44' en 129° 53' 0 . L.;
palende N. aan de Zee-van-Java, 0 . aan de resid. Socrabaya, Z. 0 .
aan Kcdirie, Z. aan bet dislr. Djapang, Z. W. aan Samarang , W. aan
Djapoera.
Deze resid. is verdeeld in vier afdeelingen R emb a n g , Toeban,
B o d j o -Nc g e r o en B l o r a , die ieder weder onderscheidene distrik-
ten of demangschappen bevatten.
ln 1831 is een gedeelte van het distrikt Randoe-Blatong, onder de
afdeeling Blora behoorende , van deze residentie afgenomen en onder
Madion gebragt. De uitgestrektheid van R embang bedraagt tegenwoor-
dig 60 palen Oost en Wes t , tegen SO palen Zuid en Noord en dus
in bet geheel ongeveer 5000, of juister, 2995 vierkante palen.
In deze residentie is slechts eene bevaarbare rivier, de So lo namelijk.
Beoosten R f-mbang vindt men nog eene andere rivier, doch deze is slechts
tot Lassum , zijnde eene paal afstands van zee, voor kleine vaartuigen
te gebruiken. Des te rijker is deze residentie in havens , daar zij ,
buiten die van Remb a n g en Blora, nog onderscheidene geschikte
ankerplaatsen aanbiedt. Niet ver van To e b a n treft men in zee eene
bron van zoet water aan.
De zee- en landwinden, welke aan de kust geregeld waaijcn , schik-
ken zieh geheel naar den mousson. In den weslermousson waaijen de
landwinden uit het Zuidwesten en gaan door het Westen , makende tegen
den middag eenen Noordwesten zeewind. In den oostmousson loo-
pen de winden zuidoostwaarts en gaan door het Oosten tot in het Noord-
oosten. De regens , welke van November tot April vallen , zijn voor
de gezondheid zeer bevorderlijk , terwijl daarentegen de hitte en scherpe
winden van Augustus tot October onder anderen veel oogziekten te
weeg breiigen.
De dampkring is hier aan de stranden, zoo als aan vele’ strandresi-
dentien , in den oostmousson voor vele gestellen niet voordeelig; de
bitte is dikwerf zeer hinderlijk, doch op eenige palen afslands naar
het zuiden is de lucht frisscher en koeler.
floewel het Rembangsche op geene trotsche bergen mag roemen,
als zijnde zijn hoogste gebergte, het P a d a n g s c h e , in de afdeeling
Bodjo-Negero , slechts 1500 voet boven de oppervlakte der zee verheven ,
is de grond er over het geheel genomen zeer bergachtig en onvrucht-
baar. De aan strand liggende gronden toch zijn weinig meer dan dorre
zandvelden, woest, bar en ter bebouwing ten eenemale ongeschikt,
terwijl de verdere landstreek steen- en klipachtig en voor het grootste
gedeelte met zware djattiebosschen overdekt is , zoodat men veilig kan
stellen, dat tot hiertoe slechts § van den grond is bebouwd geworden.
De vele bosschcn ontleenen genoegzaam alle hunnen namen van de
d ¡strikten , waarin zij gelegen zijn , en leveren voornamelijk djattie-
hout op. Die , welke zieh längs de boorden van de Solo uitstrekken , bren-
gen verre weg het meeste voordeel aan, doordien het vervoer der aldaar
gevelde stammen met oneindig minder moeite dan elders gepaard gaat.
Padie , tabak, aardvruchten, als : djagong , ketella , kapas , djarak
•enz., zijn de voornaamste voortbrengselen van den grond en maken als
zoodanig ook de eerste artikelen van den binnenlandschen handel uit.
Het vertier in rijst en kurkema, benevens in gambier bij invoer , is
nogtans het belangrijkste. Daarbij geeft de vischvangst den inwoners
nog een verzekerd middel van bestaan aan de hand en is tevens voordeelig
voor de kustvaarders, daar de gedroogde visch zoowel over zee
REM. 415
als naar de Wnnenlanden vervoerd wordt. Tot aanbouw van schepen ,
zijn vier voornamo scheepstimmerwerven in werking, in de hoofdne-
gorij Remb a n g en in de dessa's Das s o o n , Gala gan en Ba n t j a r ,
werdende de welvaart dezer plaatsen door dien gewigtigen tak van nij-
verheid niet weinig bevorderd. Ook treft men in de afdeelingen T o e ban
en Bodjo-Negoro , nog vier suikerfabrieken aan.
. ln deze residentie zijn 33,000 buffels, en ruim 4000 paarden; Ge-
vogelte, zee- en riviervisch, boom- en vcldvrnchten, zijn hier over-
vloedig. — Op 1 Januarij 1841 behoorden hier te huis 9 barken,
1 brik en 3 schoeners. / ■
De Javaansche bevolking, zal 160,000 zielen bedragen j dat der
Europeanen bedraagt 9 0 , bebalve de troepen.
Zoowel door den landbouwenden en handeldrijvenden aard van den
inlander, als door de rijke djatie-bosschen , die voor den scheepsbouw
van het grootste nut zijn , en vooral door de scheepswerven , is deze
residentie van veel belang voor het Gouvernement.
R embang is rijk aan oude heilige graven , waaraan de Javanen den
grootsten eerbied bewijzen. De voornaamste zijn in de dessa Bo u a n g ,
afdeeling Rem b a n g , en in de dessa Gedang, zoo mede te A s to na,
in de nabuurschap van Toeban, en bij de dessa Me d j a g a n g . Alle
deze graafplaatsen zijn van eenen hoogen ouderdom, gelijk uit de op-
schriften op sommige daarvan blijkt, die van voor ruim drie honderd
jaren dagteckenen, en geen Javaan zal deze voorbijtrekken, zonder, zoo
hij te paard i s , af te stijgen en in stilte een gebed uit te spreken.
In den omtrek der hoofdnegorij Toeban, Staat ook een wilde kapokboom,
welke , ofschoon geen voorwerp van godsdienstige vereering, nogtans
om zijnen hoogen ouderdom , en weligen groei opmerkelijk i s ,
daar de stam ter hoogte van ettelijke voeten van den grond nog den
buitengewonen omvang van 26.68 eil. bezit. Ter zelfder plaatse zijn drie
groote en zeer diepe putten gelegen, welke goed drinkwater opleveren
en waarvan de grootste, reeds voor meer dan honderd vijftig jaren
moet gegraven zijn, benevens eene bezienswaardige spelonk, Goeä-
Abar genaamd , bestaande uit een gewelf van klipsteen en voorzien
van onderscheidene onderaardsche gangen, welke elkander diep onder
het aardrijk in allerlei rigtingen doorkruisen en waarvan men nog nimmer
het einde heeft kunnen bereiken , daar de alom opstijgende zwa-
veldamp het aanhouden van licht of vuur volstrekt onmogelijk maakt.
Bij de Goeä-Abar, slechts drie palen van Toeban , is eene grot, welke
voormaals, tot eene heilige offerplaats schijnt gediend te hebben, en
in hare onmiddellijke nabijheid eene fraaije vischrijke kom van kristal-
helder water, welke door hooge grijze boomstammen overschaduwd ,
aan dit schilderachting oord eene frischheid en bekoorlijkheid verleent,
waarvan men welligt op het geheele eiland vruchteloos de weergade zou
kunnen zoeken. De ontelbare menigte apen, die tusschen het digte,
over het water nederhangende, groen omdartelen e n , daar zij nimmer
gestoord of verontrust worden, van eene voorbeeldelooze makheid zijn,
zetten aan dit verrukkelijk natuurtooneel eene vrolijke levendigheid bij,
waardoor de aangename indruk, dien het op den geest des cenzamen
wandelaars te weeg brengt, nog aanmerkelijk wordt verhoogd.
Te Djojogan, iets verder van Toeban , verdient de waterval bezocht
te worden , die met donderend geklater van eene steilte van 52.95 eil.
in de diepte stört, gelijk mede bij de Dessa-Modjo eene warme en te
Sodjo-Taban eene zwavel- ofmodderwel, welke beide door on deraardscb
vuur in eenen bestendig gelijken graad van hitte worden onderhouden.