kolommcn ruslende, krniskerk bijbrengt, waarvan de eene helft of koor,
met een sierlijk koper hek in 1715 is afgesloten, hebbende eene prächtige
marineren poort, met koperen denren. Doch het voornaamste en
belangrijkste , waarnaar het oog onwillekeurig getrokken wordt, zijn
de menigvnldige graflomben en gedenkteekenen, toegewijd aan de ge-
dachtenis der voor het Vaderland gesneuvelde zeehelden. Werwaarts
men zijne oogen wendt, ziet men de teekenen der hulde door de dankbare
nakomelingen aan hunne schimmen toegebragt. In het koor heeft
tnen de grafsteden van den zeeheld Moei L a m b e r t , die op den 17 Maart
1625 overleden is. In den kerktrans is het graf van den Vice-Ad-
miraal W i t t e C o r n e l i s z o o n d e W i t t . De slag in de Sond , waarin hij,
den 28 November 165 8 , sneuvelde, Staat op de graftombe afgebeeld ,
boven welke ’s mans daden, in zwart marmer, te lezen zijn. De
grafstede is voorts met velerlei sicradcn opgeluisterd. Aan de noordzijde
d er kcrk is het praalgraf van den Luitenant-Admiraal E g b e r t
M b e u s z o o n K o r t e n a a r , d ie, den 14 Jtinij 1 6 6 5 , in eenen zeeslag
tegen de Engelschen sneuvelde. Zij vertoont den Zeebeld geharnast ,
rüstende op een stuk geschut, met den gebiedstaf in de hand. Aan
een standaard , hangt zijn borstharnas , wapenschild en gepluimd hel-
m et, omringd door scheepsvlaggen en krijgsgereedschap, alles van wit
marmer. In den zwart marmeren kap of frontispice, welke door vier
kolommen ondersteund wordt, ziet men het wapen derVereenigde Ne-
derlanden. Achter deze grafstede is de oude kapel of begraafplaats
der Heeren van Krälingen , die door de stad, als Ambachtsheeren van
Krälingen, aan den Heer W i u e k B a s t i a a n s z . S c h e p e r s , Ridder der orde
van Danneborg enz., voor twee duizend vijf honderd gülden verkocht
is. Hij is er in den jare 1704 bcgraven , en de kajpel blijft de begraafplaats
voor zijne nakomelingen, die verpligt zijn, het ijzeren hek
daarvoor, benevens het dak en glas, te onderhouden. In eene bij-
zondere kapel is het graf van den Vice-Admiraal J o h a n d e L i b f d e en
daarachter dat van den Schoiit-bij-Nacht J o h a n v a n B r a e e l ; ook hecft
men hier de deftige grafsteden der zeehelden A a r t en J a n v a n N e s ,
behalve onderscheidene anderen. De kerk , of het kerkhof daarom , was
voor dezen door muren van de straat afgescheiden, doch deze zijn in
de zeventiende eeuw allen afgebroken. In het jaar 1572 , en wel op
den 12 November, heeft de bekende D u n k a n voor de laatste maal in
deze hoofdkerk de mis gelezen en de Roomsche leer verkondigd. Twee
dagen daarna werden de altaren afgebroken, de beeiden nedergewor-
pen en verbrijzeld, en op den volgenden dag deed C o r n e l i s C o o l t e i n , 1
de ©erste Hervormde leerrede in dit godshuis. Daarna is ook het
St. Laurensbeeld ; gestaan hebbende aan de zuidzijde der kerk, den
laatsten Julij , en den volgenden dag de beeldtenis van de H. M a r i a
J ^ I a g d a l e n a , niet alleen uit de kerk gerukt, maar tot gruis verbrijzeld.
De P r in s e k e r k , aan de oostzijde van de Botersloot, was weleer
de kapel van het St. Agnieten-klooster, alwaar, omtrent bet jaar 1480,
de vergaderingen van het Hof van Holland , eenen tijdlang, gehouden
werden. In het jaar 1608 werd deze kapel eerst tot eene predikplaats voor
de Hervormden bekwaam gemaakt In het jaar 1611 werd daarin eene
gaanderij getimmerd, om meer menschen te kunnen plaatsen , maar in het
jaar 1639, door de vermeerderingder inwoners , te klein geworden zijnde,
werd aan de noordzijde een pand gebouwd, even zoo groot als de oude
kerk was, en de grond daarvan mede met zerkeu belegd ; zijnde toen
op die grootte gebragt , welke zij nu nog heeft, steunende op vier hou-
ten pilaren , en hebbende eene tamelijke ruimle, om vele menschen
ta kunnen bevatten. In het jaar 1737 bevond men , dat voorname-
lijk het middelste pand zeer bouwvallig was geworden , waarom op last
van Burgemeesters, de oude Schotsche kerk, voor eenigen tijd, in
plaats van deze kerk, tot de godsdienst werd gebruikt. Ondertus-
schen werd de gevel en het dak van het middelste gedeelte afgebroken
en nieuwe iundamenten gelegd, om daar sleenen pilaren op te stellen
(gelijk vervolgens geschiedde) en de voormuur en gevel in eene
fraaijer gedaante dan de voorgaande opgehaald , met eenen deftigen ingang
in het midden, de preekstoel met het doophek van de Noordzijde
aan de westzijde verplaatst, en daar regt tegenover zilplaalsen voor de
Heeren der Regering en hunne familien ingerigt en daarboven eene breede
gaanderij gemaakt. Behalve den ingang aan de Botersloot, is er eene
op de Nieuwe-markt en eene voor in de Prinsenstraat.
De Z u id e r k e r k stond in het zuider gedeelte der stad, tusschen
de Jufferslraat en de Glashaven, op een ruim plein. Op dit plein is
in 1650 en 1631 gesticht de zoogenaamde Karner of Akademie, welke
evenwel niet blijkt eene onafhankelijke Rederijkerskamer geweest te
zijn. Zij werd ten koste der Regenten van het Biirger-weeshuis,
ter vermeerdering der inkomslen dier inrigling, gesticht, en was dus,
meer dan waarschijnlijk, eene soort van openbare schouwburg. In
het jaar 1632 nam de stad dit gebouw weder over, en gaf bet tot
een predikhuis aan de Engelsche Independenten of Congregationalisten ,
die sedert 1623 hier ler stede hunne vergaderingen hadden mögen
houden. In 1647 werd tot daarstelling van een derde kerkgebouw
voor de Nederduitsche Gcreformeerden in dat gedeelte der stad beslo-
len ; eerst in 1651 werd evenwel de Engelsche kerk hiervoor ontruimd,
längs de geheele oostzijde van eene rnime gaanderij voorzien, en den
13 September, die tevens tot dankdag over den afloop der beroemde
groote staalsvergadering strekte, met eene leerrede ingewijd cn de
Z u i d e r k e r k genoemd. De ruimte rond dit gebouw diende tot eene
begraafplaats. Doch, in het jaar 1 6 7 6 , te klein bev,onden zijnde,
werd zij uitgezet en daarin eene gaanderij gemaakt, welke naderhand
echter weder is afgebroken, zoodat zij len laatste te gelijk ruim en
luchlig was. Zij rustte op vier houten pilaren, welke met bogen aan
elkander slotcn. Boven het dak stak een vierkante houten toren
ui t , voorzien van eenen lantaarn , waarin eene luiklok hing. Aan
de vier hoeken van de kerk was een ingang. Deze kerk is in bet jaar
1844 geheel gesloopt en op het erf, waar zij gestaan hecft, wordt
thans een nieuw gebouw, in spitsbogen slijl, gesticht, helwelk een
sieraad der stad zal worden.
De Oo st er ke rk of N i eu w e k e r k , aan de noordzijde van de
Hoog straat, bij de Goudsche- W agenslraat, is een tamelijk groot luch-
tig , vierkant gebouw, waaraan de eerste steen den 18 November 1680
gelegd werd, en waarin op Nieuwejaarsdag van het jaar 1681 de
eerste predikaatsie gedaan werd. De plaats , welke men tot het bou-
wen van deze kerk heeft uitgekozen , was betimmerd met burgerbui-
zen , welke door de stad gekocht en daarna weggebroken zijn , zij prijkt
met eenen eenvoudigen, doch smaakvollen , voorgcvel, welke met een
zwaar ijzeren hek van de straat is afgescheiden. Zij is zonder toren,
heeft vier ingangen , en is versierd met eenen prächtigen prediksloel.
In den grond vindt men vier ruime kelders , gesehikt voor begraaf-
plaatsen. Tegen het midden van den ooslmuur is in het jaar 1720
een fraai orgel geplaatst, waartoe , naar men zegt, de pijpen van het
kleine orgel uit de Grootekerk gebruikt zijn.
IX. Deee. 44