uren droogliggcn , veroorzakcn de minste ongezondheid. P alembang is
Teeleer voor zeer gezond te houden, dat waarschijnlijk is to.e te schrij-
ven aan de frissche , somwijlen Sterke winden ; aan de vele, zware ,
dikwerf zelfs verschrikkelijke, onweersbuijen f aan de herhaalde regens
en aan de schoone,, gestadig vlietende rivier, welke bij de hoofdplaats
eene breedte van drie bonderd tachlig eilen, en in het midden eene
aanzienlijke diepte beeil.
De Palembangers zijn geenszins van verstand , scherpzinnigheid , ver-
nuft, lust en geduld ontbloot. Zij zijn zeer kunstige liandwerkslieden ,
en bunne werken in hout zijn zoo voortreffelijk , dat zelfs Europesche
bouwmeestcrs ze onverbeterlijk in hechtheid en in de juiste evenre-
digbeid der deelen achten. Het ivoor bewerben zij bij uitnemendheid
fraai en fijn. In het koper en ijzer werken zij zeer goed. Zij gieten
koperen stukjes geschut, en weten al wat men hun als modcl geeft
zeer juist na te maken. In zilver- en gondsmidswerk zijn zij meesters,
en deze groote bedrevenheid is des te verwonderlijker, omdat zij zeer
gebrekkige gereedschappen gebruiken, met welke voorzeker de be-
kwaamste Europesche goudsmid weinig of niets zoude kunnen te voor-
sebijn brengen. De grootsten van het rijk stellen er eene eer in , in
de eene of andere kunst bedreven te zijn , en een der Pangherans of
Prinsen rekent het zieh tot eene eer , dat bij de kunst verstaat om
horlogien te hersteilen. Niet ¿minder vernuftig en behendig zijn de
vrouwen der Palembangers, ofschoon in geheel verschillende kunsten
en handwerken. De zoogenaamde kajin-sangkit of met gouddraad
doorweven fijne kleedjes, zijn zoo fraai als er in geheel Indie gemaakt
worden. In bet borduren , het schilderen van bloemen en alle andere
figuren in goud en allerlei kleuren op zijden en katoenen stoffen leggen
zij veel kunst en vernuft aan den dag.
De opvoeding Staat, wat wetenschap en letterkunde betreft, in P a -
lembang nog op eenen zeer lagen trap. Slechts weinige Palembangers
kunnen den Koran lezen. De Arabieren maken hierop eene uilzondc-
ring en sommige Rijksgrooten bezitten eene uitgestrekte kennis van
de Arabische letterkunde. De acbterlijkheid in de wetenschappelijke
opvoeding is eene naluurlijke oorzaak van de gebrekkigheid bunner
godsdienstbegrippen. Zij volgen de uiterlijke plegtigheden en gebruiken
van de Mohammedaansche leer, doch zijn van de bijzonderheden
dier leer schier geheel onkundig , en , met weinige uitzondering, ten
prooi van het domste bijgeloof. Van daar dat ook hun zcdelijk
karakter zieh over het algemeen door eenige laakbare trekken zeer
ongunstig doet kennen. Zij zijn twistziek , geveinsd, listig, wangun-
stig en dikwijls trouweloos, ondanks de plegtigste eeden. Grooten-
deels zijn deze smetten in het algemeen karakter der bevolking, als-
mede aan de vrees en schrik inboczemende dwingelandij der Vorsten
toe te schryven, en zullen allengs worden uilgewiscbt, naar mate het
Nederlandsche gezag meer en meer zijnen heilzamen invloed door het
geheele land zal kunnen verbreiden.
Even als vele andere Vorsten in den Oostindische-Archipel, was de
Sultan van P alembang sedert lang onderworpen en schatpligtig aan het
Nederlandsche Gouvernement. Reeds in het jaar 1620 was een Koop-
man van de Oostindische Kompagnie te P alembang gevestigd, en in
1659 werd , onder aanvoering van den Admiraal J ohan van de« L aan ,
eene cxppditic tegen die plaats gezonden, om de Palembangers te
straffen voor eenen op de kompagniesjagten, de Jacatra en de f f achter,
verraderiyk gepleegden moord. Toen reeds waren voor het vorslclijk
verblljf van P alembang en even boven het eiland Gornbara verster-
kingen opgeworpen , welke door genoemden Admiraal zeer bewonderd
werden en niet dan met veel moeite veroverd konden worden. De
Kompagnie maakte zieh deze gelegenbeid ten nutte, om met den
Vorst een voordeelig handelstraktaat te sluiten en in de hoofdplaats
eene versterkte faktorij te vestigen. Tot in 1811 betaalde de Sultan
zijne schatting in peper, tin, enz., en hadden de Nederlanders eene
versterkte faktorij , met eene militaire bezelting en een burgerlijk regts-
gebied, ter hoofdplaats P alembang.
De Gouverneur-Generaal van Britsch-Indie, Lord M into , besloten
hebbende om Java te veroveren, deed , onder anderen , ook de Sultan
van P alembang , Machmoed B abah O edin , door den Heer R affles aan-
sporen , om met de Nederlanders te breken en den Engelschen aan
te kleven. Weinig geneigd tot het laatste, was hij zulks maar al te
zeer tot het eerste. De tijd scheen hem gekomen , om zieh geheel
onafhankelijk te maken, en in dit voornemen werd hij niet weinig
versterbt door zijnen oudsten zoon, den Pangerang R atoe , alsmede
door zekeren Demang O sman , eenen tot het Islamismus overgeganen
Chinees , die veel invloed op hem verworven had. Door list wist B adab
O edin zieh met een groot gewapend gevolg binnen de versterking der
Nederlandsche faktorij toegang te verschaffen, en vervolgens de bezet-
ting , zijnde honderd tien man sterk , te bewegen, zieh op kleine,
door hem geleverde, vaartuigen te doen inschepen , onder voorwend-
se l, van haar naar Java te zullen overbrengen. Aan den mond van
de rivier Soensang, nabij het eveneens genoemde dorp, gekomen ,
werden deze niets kwaads vermoedende ongelukkigen op verstrooide
kleine vaartuigen verdeeld , e n , ongewapend zijnde, op des Sultans
bevel, eensklaps overvallen en wreedaardiglijk vermoord. Slechts een
hunner, W illem van de W exeb ingb cis, bleef van deze slagting gespaard.
Zagen de Engelschen hunne aanblazingen , met betrekking tot P alembang
, nu in zoo verre bekroond, dat het Nederlandsche gezag daar
omver geworpen was, het hunne was er nog niet voor in de plaats
gesteld. De Sultan beschouwde zieh als van alle vreemde banden
ontslagen en weigerde voortaan tin uit de mijnen van het hem toe-
hehoorende eiland Bangka te leveren. Daarom verscheen in 1 8 1 2 ,
onder den Engelschen Generaal G il l e s p ie , eene expeditie voor P alembang.
De Sultan vlood op hare aannadering naar de binnenlanden en
voerde zijne schatten met zieh. De Engelschen namen bezit van de
hoofdplaats , verklaarden den Sultan M achmoed B adab O edin van zijne
waardigheid vervallen, riepen in zijne plaats zijnen jongeren broeder
A chmat N ayem O edin tot Sultan uit, en sloten met dezen een contract,
waarbij het grondbezit van Bangka, Billiton en aanhoorige kleine
eilanden , in volle souvereiniteit aan de Engelschen werd afgestaan.
In December 1816 werd de Engelsche bezetting van P alembang door
eene Nederlandsche vervangen. Er bestond groote vrees, dal hGt Nederlandsche
bestuur niet zoude nalaten den moord van 1811 te wre-
ken j dan , tot geruststelling der gemoederen, werd bij de overnamc
aan Sultan A chmat N ayem O edin te kennen gegeven, dat men het
voorgevallene edelmoedig met den sluijer der vergetelheid wilde be-
dekken , maar nu ook van hem verwachtte, dat hij, door eene stipte
nakoming der contracten, yoortaan alle aanleiding tot ongenoegen
zoude vermijden. Al spoedig zag men zieh evenwel in deze billijke
verwach ting te leur gesteld, daar Sultan N ayam O edin openlijke bewij-
zen gaf, zoo al niet van zijnen onwil, dan toch van onvermogen ,