486 RI J.
het kapittel van Zanten , wegens het Overwald en Nederwald, aanhangende
■was , en den 17 Maart 1339 bijgelegd is. Daarnit verneemt men, dat
het kapittel ook oude geregtigheden aldaar bezat, en dat Graaf Otto
het R ijkswald alleen in paridschap had, gelijk de woordcn aantoonen ,
zoolang hij die walden houden zal , en indien de walden weder aan het
Rijk mogten komen. Bij dit verdrag beloofde Otto , de Forsten en Be-
dienden van het kapittel te voldoen , van hetgeen men huu schuldig
was, en Js jaars aan het kapittel 10 markgulden te betalen, voor de
regten, welke het op het R ijkswald vermeende te hebben.
Graaf R eixald I den bijstand van den Cleefschen Graaf, ter gele-
genheid van den oorlog over het hertogdom Limburg, benoodigd hebbende,
sloot, den "14 October 1283 , een verbond , met hem , waarbij hij afstand
deed van alle vroegere voorwaarden tusschen hen beiden , over het
R ijkswald beraamd ; den Graaf van C iev e herslellende in het oude regt,
hetwelk zijn vader voor vele jaren van het rijk ontvangen had. Uit
onderscheidene aanteekeningen in de Cleefsche arcbiven, öntdekt men ,
dat in het begin der veertiende eeuw , die Graven hun gezag in dat
W a id oefenden. Dit nam ten deele een einde , toen de Graaf van C leve,
den 14 October 1331, het W ald die Ke l k t , alsmede Ne d e rw a l d en
Ov e rwald, aan Graaf R einhard verkocht, en deze de Hertogelijke waar-
digheid in 1339 erlangende, werd het R ijkswald , als een rijksleen ,
aan hem en zijn© erfgenamen , door den verheffingsbrief, bevestigd.
Echter hebben de Graven van Cleve , een gedeelle van het R ijkswald
behouden , dat den naam van het C ie ef sc h e - Wa 1 d aangenomen heeft,
en dat alleen als eene scheuring van bet R ijkswald moest heschouwd
worden , zonder daardoor meerdere regten aan Cleve toe te kennen.
Een ander gedeelle onder den naam van N e r g e n a , werd door den Her-
tog van Bourgondie , den 2 Augustus 1472, aan J ohan, Hertog van Cleve
afgestaan , helwelk nnderhand door Maximiliaan en Maria in 1477 , door
F ilips , KoDiog van Castilie, in 1305 , en door Keizer Karel V , in 1343,
is bevestigd. Hertog R einald IV had het R ijksw ald, buiten toestemming
van het landschap , zonder dat men wcet aan wien , verzet, weshalve
ridders, knapen en sieden, in bet jaar 1419, krachtdadig eischten ,
dat het , benevens andere verpande goederen, weder gelost werd.
Recds in vroegere dagen , werden door beide landen , ambtenaren,
onder den naam van Overforsters behend , in het R ijkswald aangesteld,
dewijl toen waarschijnlijk het waldgraafsambt nog erfclijk bij de Heeren
van Groesbeek was. De eersle van wien de Cleefsche archiven , zoo veel
wij weten , gewag maken , was H endrik S paen , die in 1399 tot Over-
forster van het R ijkswald , wegens zijne getrouwe diensten , en omdat
hij zieh met derwoon in het land vai. Cleve nedergezet had, en aldaar
getrouwd was , in pläats van Heer Gerrit van T ill , Ridder , door
A dolf, Graaf van Cleve, is aangesteld. Niet voor het einde der vijf-
tiende eeuw, hebben de ambtenaren den titel van Waldgraven erlangd ,
die door de Hertogen ieder in hun gedeelte benoemd werden. De Hertogen
van Cl ev e , hebben toen het waldgraafscbap, benevens het huis
Nergena, alwaar de Waldgraven hunne woonplaals hadden, in pand-
schap uitgegeven. Van de Geldersche zijde is ons geen ander , dau
Gerrit B ijshan , in 1478 , voorgekomen.
Voor de omwenteling van het jaar 1793 , was het C l e e f s c h e wal d ,
onder de beheering van het Koninklijke Pruissische forstambt, en het
Ge l d e r s c h Ri jkswa ld stond onder eenen Waldgraaf en drieSche-
penen, die de regtspleging oefenden, en waarbij in criminele zaken ,
vier Schepenen der stad Nymegen gevoegd werden. De ordonnantien
R I J. 487
deswege, zijn in het plakkaalboek te vinden. Men vermeent, dat
Cranenbu rg weleer tot het R ijk sw a ld behoorde, immers een gedeelle
van dat ambt, al sNut t e rden en de Vr a s e n t , werden daar-
onder, in 1 3 7 9 , nog begrepen. Zeker is het, dat het slot en land
van Cranenburg, als een rijksleen in 1 2 9 0 , door Keizer R u d o l f aan
D i e d e r ik , Graaf van Cleve, is geschonken of verpand.
RIJMERS, voorm. adell. h. in het Westerkwarlier, prov. Groningen,
arr. en 4 u. W. ten N. van Groningen, kant. en 2 u. W. ten
Z. van Zuidhorn , gem. en £ u. N. ten W. van Grootegast, niet ver
van Lutkegast, waartoe het behoorde.
RUN (DE), de R hijn of de N eder-R ijn , riv. welke de prov. Gelderland,
Utrecht en Zuid-Holland doorloopt.
De R u n ontspringt gedeeltelijk in het Rheinwald, in Graauwbunderland ,
gedeeltelijk in het kanton Uri , bij den St. Gothardsberg , in Zwit-
serland, stroomt längs een gedeelte van Frankrijk en door Duitsch-
land , en komt , na de wateren van onderscheidene grootere en kleinere
rivieren opgenomen te hebben , bij Schenkenscbans op ons grondgebied.
__ Niet verre van daar, te Millingen, verdeelt hij zieh in
twee armen , waarvan de regter den naam van Rijn behoudt; ter-
wijl de linkerarm den naam van Waal ontvangt. De regter Rijn-
arm , aan zijnen bovenmond het Pannerdensche-kanaal genoemd, verdeelt
zieh bij Westervoort in twee takken ; en de regter, vereenigt zieh bij
Doesborgli , met den Oude-IJssel. De linker behoudt den naam van Rijn ,
stroomt längs Arnhem , Wageningeo, Rhenen en Wijk-bij-Duurstede ,
ter welker laatstgenoemde plaats hij zieh weder in twee armen verdeelt,
van welke de linker de Lek genoemd wojdt, de regier de Kromme-
Rijn geheeten , naar Utrecht stroomt en zieh daar ten vierde male in
twee armen sp ülst, zijnde de regter de Vecht, welke, na längs Weesp
gevloeid te.hebben , zieh door eene kapitale sluis bij Muiden in de Zuiderzee
ontlast, en de linker, deOude-Rijn, welke door Woerden en Leyden
loopende, zieh vroeger bij Katwijk in de Noordzee stortte; doch
zieh thans onder den naam van het Mal l egat , in het dain verliest;
terwijl in 1806 van Katwijk-binnen af een nieuw kanaal is gegraven
(zie K a tw i jk [K a n a a l-v a n -] ) ; de linkerarm , de Lek, stroomt voorbij
Culenborg, Vianen en Schoonhoven, tot Crimpen. Hier ontlast hij
zieh in de Merwede of de Noord en stroomt met deze naar Rotterdam ,
terwijl deze tak , even benedenwaarts tegenover IJsselmonde , den Goud-
sche- of Hollandsehe-IJssel ontvangt, daarna , onder den naam van
Ni e uwe -Ma a s , längs Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen loopt,
alwaar hij , na zieh alhier met de Oude-Maas vereenigt te hebben ,
door het eiland Rozenburg in twee spranken wordt verdeeld, welke
even beneden Brielle vereenigd , zieh in de Noordzee störten. De linkerarm
van den Boven-Rijn , de Wa a l , te Millingen door hem af-
gegeven, stroomt voorbij Nijmegen, Tiel en Zalt-Bommel tot Wou-
drichem, alwaar dezen arm zieh, ten tweede male , met de Maas
vereenigt ; hebbende de eerste vereeniging bij de schans St. Andrics ,
door het zoogenaamde kanaal van St. Andries plaats. Deze vereenigde
rivier draagt te Woudrichem den naam van Merwede, onder welken naam
zij längs Gorinchem en Dordrecht voortstroomt en tusschen de twee laatst-
genoemde plaatsen stört zij het grootste gedeelte harer wateren , door
den zoogenaamden Oude-wiel en de Werkendamsche-killen, in den
Amer, welke westwaarts stroomende voorbij Willemstad den naam van
Hollands-diep , bij Hellevoetsluis en bij Goedereede dien van Haring-
vliet draagt, en zieh by laatstgenoemde plaats, door eenen wyden