werden er begaan. Herlog F ilips v a n BourgonduS stilde de hollende ge*
Tueente, door het atkondigen eener algemcene vergiffenis, gedagteekend
den 4 Maart 1439. De stad moest sedert dit ongeluk aan de magen
der gesneuvelden en aan de gekwetsten , met geld boeten , ook moesten
daarvoorplegtige gebeden en ommegangen , naar het gebruik dier tijden ,
plaats hebben. Van de banddadigen, die meest allen arme lieden waren,
werden er elf veroordeeld , om naar St. Jago de Compostella in bede-
vaart te gaan en voorts uitlandig te blijven.
In het jaar 1479 hield J am tam R eimerswaal , Baljuw van Rotterdam ,
de Kabeljaauwsche zijde, en sloot de stad voor de Hoekschen, die
voornemens waren, om er eene dagvaart te houden , waartoe zij door
den Stadhouder van Holland , W olfard van B o r s se l e , Heer van Vcere,
besebreven waren geweest. Deze , naderband voor eene körte poos , zijn
verblijf binnen R otterdam genomen hebbende, stelde er Heer J oris van
B r ed e r o d e , die, zoo wel als hij , de Hoekscbe zijde aanhing, totStad-
voogd aan , in welk ambt hij , in het volgende jaar , door den Aartsher-
tog. Maximiliaan bevestigd werd , doch slechts voor weinige dagen , alzoo
het bera wel haast ontnemen en aan F il ip s , Basterd van Braband , van
de zijde der Kabeljaauwscben , gegeven werd. R otterdam kreeg sedert
nieuwe bezclting in , om te beter tegen de Hoekschen beveiligd te zijn.
Deze laatsten , genoegzaam nit alle plaatsen verdreven , wierpen , in het
jaar 1488, het oog-op Rotterdam. Zij. verzamelden zieh te Sluis in
Viaanderen , bemanden aldaar eene vloot van acht en veertig schepen,
onder bevel van Jonkheer F rans van B r ed e ro d e , die nog geen volle
twee en twintig jaren bereikte. Deze door een onbevaren diep , nog
J o n k e r F r a n s e n gat genaamd , in de Maas gekomen, stapte met
een goed gedeelte zijner manschappen aan land, en bemagtigde de stad
onverhoeds , op den 21 November des jaars 1488.
Toen trokken de Rotterdammers, met andere Hoekschen, onder
zijne aanvoering , naar Schoonhoven, daar men het met de Kabeljaanw-
schcn hield , en meenden die stad stor-menderhand te vermeesteren ;
maar zij werden door eene scheepsmagt van die van Dordrecht ach-
terhaald en met geen klein verlies afgeslagen. Zij wendden het toen
naar Delfshaven , offerden het aan de vlammen op, en stelden Holland
, hetwelk toen meestal Kabeljaauwschgezind was , aan de eene
zijde onder brandschatting ; terwijl J an van Montfoort het aan de andere
zijde deed. De Roomsche Koning M aximiliaan kwam , om deze onheilen
te stuiten , zelf in Holland en deed eenen optogt door alle de Holland-
sche steden tegen die van R otterdam afkondigen. Straks roerde men te
Haarlem, Delft, Amsterdam en andere steden de trom ; de burgers
kwamen met hunne vanen en wimpels te voorsebijn , zijnde de ver-
gaderplaats te Schiedam , terwijl die van Dordrecht en Gouda de stroo-
men bewaarden , zoo dat er te R otterdam geen schip kon in of uitva-
ren. Ondertusschen kwamen in Schiedam nog eenige ruiters en voet-
knechten, om de burgers in de belegering van R otterdam te helpen ;
maar dit vreemde krijgsvolk kon zieh met de gewapende burgers niet
verdragen, hetwelk zoo ver ging, dat men van woorden handgemeen
werd , en dat de Soldaten, om zieh met nadruk op de bürgers te wre-
ken , met die van R otterdam eene overeenkomst sloten, om de stad
Schiedam , met alle de zieh daarin bevindende burgers , in bunne handen
te leveren. Men bestemde den tijd , om bet werkstellig te maken.; de
Soldaten zouden binnen de stad op de fmrgers aanvallcn, en dan zou-
den de Rotterdammers op dat uur de stad van buiten beklimmen ,
betwelk dus gemakkelijk te doen zou vallen, De bestemde tijd gekomen
zijnde, trokken de Rotterdammers ui t ; maar de Soldaten waren
een unr te vroeg op de burgers aangevallen en hadden, na een hevig
gevecht, uit de stad moeten vlugten , vele dooden en gekwetsten ach-
terlatende. De Rotterdammers, ziende dat zij te Schiedam te laat
kwamen , rukten voor Overschie, en vermeesterde het , door toedoen van
het vreemde krijgsvolk, dat daar in lag. Vervolgens trokken zij met
dat volk naar de Kethel, en legden daar en in de nabijheid, alles aan
kolen. Ondertusschen-trokken de Hollandsche burgers, binnen Schiedam
leggende, naar Overschie, om het den Rotterdammers te ontwel-
digen ; maar zij werden met bloedige koppen afgewezen. Daarop rukten
de Rotterdammers op hunne beurt voor Delft, en brandden de voorstad,
tot aan de poort toe, af. Vervolgens vielen zij in Delfland en Maasland ,
en verwoestten alles te vuur en te zwaard. Zij deden het zeifde in
Haag-ambacht, en zelfs ’s Gravenhage ging niet vrij j voorts trokken
zij naar Geertruidenberg, vermeesterden het , en zetten het geheele Land-
van-Breda onder brandschatting. Maar eindelijk verkeerde de kans ;
Heer J an van E gmond , Stadhouder in Holland, wegens M a x im il ia a n , belegerde
Rotterdam ,• sloeg het volk, hetwelk levensmiddelen wilde bren-
gen in de stad, die daar groot gebrek aan had , en veroverde haar eindelijk
bij verdrag, waarop velen Hoekschen het hoofd voor de voeten werd
gelegd. B rederode overleed sedert aan de wonden, bekomen in eenen
scheepsstrijd bij het Brouwershavensche gat, in Julij des jaar 1490. De
Hoeksche zaken verliepen hiermede zoo geweldig, dat er sedert geen
hersteilen aan was.
R otterdam leed, op den 10 Julij des jaars 1363 , veel door eenen
feilen brand, welke wel twee honderd en vijftig huizen , en meer dan
zes en dertig, anderen schrijven zestig, schepen vernielde. Zeven honderd
huizen werden er zeer door beschadigd. De huizen waren toen
nog grootendeels met rieten daken gedekt, hetwelk de vlam te rasscher
deed voortslaan. F ilip s II schonk de stad onderscheidene vrijheden ,
ter vergoeding der geweldige schade, door den brand veroorzaakt, bij
eenen brief van den 31 Augustus des gemelden jaars.
Toen de Watergeuzen , in het jaar 1372 , Brielle zoo onverwacht hadden
ingenomen , gaf de Hertog van A lva den Graaf van Bossu last
om met eenen grooten hoop Spaanschen uit Utrecht, daar hij toen
was derwaarts te trekken , om die stad te herwinnen. Maar hij stiet
er zijn hoofd voor, en kwam met zijne afgematte troepen voor Dordrecht
, verzoekende ingelaten te worden, hetwelk hen geweigerd werd.
Hij wendde liet daarop- naar R otterdam en verzocht den doortogt door
die stad , hetwelk hen in het eetst geweigerd , maar eindelijk toegestaan ,
werd, onder voorwaarde , dat het bij enkele rotten tevens , en met dove
lonten op de roers, zou geschieden. Daarop trok het eerste rot de
stad in , maar zoo talrijk, dat het naar geen rot geleek. .Een smid ,
daar de wacht hebbende , zeide daarop , dat er boven het gelal binnen
kwamen en de poort moest gesloten worden ; maar Bossu antwoordde
hem : Het past u niet des Konings volk te teilen, en stiet hem met
¿en onder den voet. Vervolgens drongen alle de Spanjaarden te gelijk
binnen, en sloegen dood al wat hun voorkwam , makende zieh dus
meester van de stad. Meer dan drie honderd bnrgers , onder welke
de Burgemeester J an J ansz. R oos , moesten het toen met den dood be-
koopen ; de anderen , tot vrouwen en maagden toe , stonden allerlei mis-
handeling van smaad en moedwil uit. Zelfs moest het steenen beeid van
E rasmus vernield worden , niet omdat hij het eeuwig edikt tegen den Ko-
mng vaD Spauje had helpeh maken, maar omdat een Priester had gezegd