dat hij ecn kettcr was geweest. Eerst wierpen zìi het beeid met slijk
en drek, daarna schoten zij er op , en eindelijk bcukten zij er met
mokers en hamers zoo lang op , tot dat zij bet aan stukken, van boven
neder, in het water kregen. Dit gebeurde in de maaod April des boven-
gemelden jaars 11572, zijnde de gedachtenis , daarvan bewaard in het
volgende opschrift, thansin den muur der Oost-barrière geplaatst, vroe-
ger stond bet aldaar boven de nu afgebrokene Oostpoort der stad , zijnde
de poort, die de Spanjaarden overrompelden en door welke zij in de stad
drongen. Het opschrift luid aldus :
Den Grave van Bossu met de Spanjaerts bloclgierig,
In ’tja e r seventig twee, April den negenden d a g ,
Landen hier als vrient, quam maer schoffierig,
Vetmoorden veel borgers met jammerlyk geklag,
Bossu was voornemens deze stad tot den zetel des oorlogs tegen
Holland te maken , en verzekerde zieh ten dien einde ook van Schoon-
bovcn ; maar zieh vervolgens door de andere Hollandsche steden , welke ,
de eene voor, de andere n a , van Spanje afvielen, ingeslolen ziende,
verliet bij den 21 Julij des zelfden jaars de stad, waarop de Graaf
van d e r M ark zieh daar in wierp. Zij werd daarna door den Prins van
O ranje verzekerd en verwon hare geladene schade weihaast weder,
doordien de meeste koophandel toen aldaar gedreven werd. De Room&cn
Katholijken hielden de hoofdkerk nog in tot den 12 November des
zelfden jaars , wanneer aldaar de laatste rais en predikatie gedaan werd.
In de onlusten , welke kerk en Staat, in den aanvang der zeventiende
eenw, beroerden , is R otterdam , meer dan andere steden, gemengd ge-
weest. De Regering was er den Remonstranten toegedaan , en verbood,
den 3 Maart 161 3 , de afgezonderde vergadevingen der Contra-Remons-
tranten, op eene boete van honderd gulden , voor die haar bijwoonden ,
en van twee honderd gulden, voor die er de plants toe leenden ; la-
tende ondertusschen vrijheid aan de Leeraars der Contra-Remonstranten,
die zieh bij den kerkeraad der stad aangegeven hadden, en zieh naar
het beslnit der Staten van Holland, wegens de kerkelijke verschillen,
gedragen wilden, am in de openbare kerken te prediken. M aurits ,
Prins van Oranje én Stadhouder van Holland, kwam, op den 28 October
161 8 , binnen R qttebd am , en herstelde er des anderen daags de
Regering , alleenlijk zeven Yroedschappen in bediening houdende en de
ov.erigen van hun ambt ontslaande. Yan dien tijd af verliepen de
zaken der Remonstranten , wordende de openbare kerken aan de Contra-
Remonstranten ingeruimd. Het liep aan tot in het jaar 1 6 2 8 , eer
de Remonstranten te R otterdam vrijheid kregen, om vergaderingen
te mögen houden. I
Wanneer L o d ew ijk XIV, Koning van Frankrijk, in bet jaar 1672,
zoo plotselijk in den Vereenigden Staat gevallen was en daar in weinige
dagen zoo groote voortgangen maakte, vatte het volk een kwaad
vermoeden op , dat eronder eenige Grooten verraad schuilde. Vele Hollandsche
steden kwamen in oproer en daaronder ook de stad R otterdam
. De burgers raakten er, den 23 Junij des gemelden jaars, op
de been, bielden bijeenkomsten, en besloten eenigen uit de hunnen aan
de Regering af te vaardigen, om, na de overlevering van eenige ar-
tikelen, uit naam der geheele burgerij, hun gezamenlijk beslnit be-
kend te maken , te weten, om de stad tot den laatsten droppel bloeds te
verdedigeu , waartoe zij zieh met eede zouden verbinden. De Afgevaar-
digden maakten dezen hunnen la s t, den 26 Junij, aan de Regering
beitend , verzoekende, dat zij zieh insgelijks met eede tot getrouwheid
aan stad en lande wilden verpligten. De Regering deed zulks aanslonds
binnens kamers aan de Afgevaardigden en Gevolmagtigden , en de Bur-
gemeesters deden het openlijk voor het volk in de vierschaar, met deze
uitdrukking : » Dat zij de stad geenzins aan de Franseben zouden
» overgeven, noch helpen overgeven, tenzij met medeweten en be-
» williging der burgerij.” Daarentegen zwoeren de aanwezende burgers
weder plegtiglijk trouw aan de Regering. Maar den 29 van de
zeifde maand ontstond er eene nieuwe opschudding, omdat de burgers
het eeuwig edict, aangaande de uitsluiting van het huis van O ranje
van het stadhouderschap , wilden vernietigd en den Prins van O ranje
tot Stadhouder aangenomen hobben. De Regering, geen ander mid-
del ziende, om de gemeente te stillen, liet terstond eene akte van
het stadhuis aflezen , daarbij verklärende tot het een en ander bereid
te zijn ; vervolgens werden gedeputeerden uit de Regering en de burgerij
aan Prins W il iem afgezonden, die hem het stadhouderschap op-
droegen. Doch het duurde niet lang, of het volk kwam, den 8 Julij,
al weder op de been, en bijeen gerot zijnde , bestaande voor het
grootste gedeelte uit wijven , trokken zij met een vaandel door de stad
en voorbij het stadhuis, wierpen de glazen uit in het huis van den
Heer van der A a , braken dat van den Heer S onnekans op, pleegden
moedwil aan spijs en drank, maar lieten den inboedel ongeplun-
derd : daarna kwam de burgerij in het geweer, stelde zekere artikelen
o p , en begeerde van de Regering , dat eenige Heeren uit hun midden
in hechtenis zouden genomen worden , en bragten bet ook daar
heen , dat eenigen hij eene openbare akte , door hen geteekend, van
de Regering aistand deden ; verder werd de Regering door den Prins,
tot genoegen van de burgerij , veranderd.
De schutterij, die, des nachts na den 28 Augustus 1690, de waebt
hield onder het stadhuis te R o tterd am, een half anker wijn te verteeren
hehbende, bad omtrent tien ure , eenigen uitgezonden , om het te balen ,
die , in het wederkeeren , aangetast werden , door drie broeders van der
S teen , Pachters van de wijnen en het gemaal, verzeld van twee deur-
waarders en twee oppassers, bij het gemeen kraaijers of verklikkers ge-
noemd. Men raaktehierop handgemeen, en de degens der schutters uit de
schede ; een der oppassers , die den tromslager het vaatje van de schou-
der wilde ligten , werd , door een der schutters dood gestoken. De Pachters
en deurwaarders begaven zieh toen naar bet huis van den Schont
der stad, Mr. J acob van Z uylen van N i je v e id t , daar zij van den manslag
beschuldigden C ornelis C ostermans , wijnkooper, die , nog dien zelfden
nacht, van de wacht körnende, gegrepen werd. Men vergeleek C ostermans
degen met de wonde des dooden , men ondervroeg den gevangene ,
vele keeren, en hij beleed eindelijk het fe it, op den 11 September. Hij
werd hierop veroordeeld, om onthalsd te worden. Het vonnis werd uil-
gevoerd, op den 1 6 , onder eenen geweldigen toevloed van volk, morrende,
dat bij onschuldig leed, en het stuk, slechts uit vrees voor de
pijnbank, bad bekend. Het gebeurde, dat de Scherpregter , bevreesd,
vooroprosr, dermate was ontsteld , dat hij het hoofdniet met den eersten
slag af hieuw; maar zes of zeven reizen toesloeg , eer hij het van de romp
scheiden kon, hetwelk bet graauw sterkte in den waan van de onschuld
des lijders. Ook liep er des anderendaags, een gerucht, dat de trom-
slagcr, die, omdat hij C ostermans te stout voor de Regters verdedigd had ,
ook in hechtenis genomen was, uit een gat of veoster van het stadhuis
geroepen had, dat C ostermans onschuldig ter dood gebrac, t , en hij degene
was, die den oppasser doorstoken had. Hierop rot het graauw te hoop,