helast in« betalen, tot ttjd en wtjle de onkosten van deze spui zouden betaald
zijn, wanneer de onderdanen van Holland niet verder in die belasting zouden
begelden, maar de vreemden alleen, zoo lang het den Graaf en zijnen
Raad oorbaar zou dunken. Wij twijfelen echter, of deze spui onmiddellijk
na het uitgeven van het handvest van Koning W illem gelegd zij , ona dat
bij, meer dan twee jaar later, een ander handvest gaf , bij hetwelk hij
beloofde niet te zullen gehengen , dat er eenige zoude gemaakt worden ,
sonder des Gemeen Lands Raedsluiden, die geheeten zijn Heemraden.
Het is ook zeker, dat Graaf F loris V, in 1 2 8 5 , een handvest gaf aan
de genen, die woonachtig waren tusschen eene zijdwinde en tusschen
Zwadenburgerdam, den Zeedijk en Spaarndam. Bij dit handvest vergunt
fay hun het water, dat de Spaarne heet, over te slaan, mitsgaders den
ommedijk te maken , zoo lang, zoo breed en zoo hoog, als de Heem-
radcn zouden goedvinden. Hij stelde tevens den Baljuw van R ijnland
aan, om den dijk en de sluizen met de Heemraden te schouwen, op
zekere lijden , in het handvest bepaald , welke sedert aan eenige verande-
ring onderworpen zijn geweest. Uit deze handvesten schijnt men dan de
oprigting van het hoogheemraadschap van R ijnland te moeten aileiden.
De naam van Heemraaders van Spaarendamme, welken Graaf W illem IV,
aan de Heemraden van R ijnland gaf, bewijst duidelijk , dat er geene
andere sluis aan den Zeedijk dan bij dit dorp geweest zij. Maar of er ten
tijde van Graaf F loris , of kort na zijnc regering, meer sluizen hier-
omtrent gemaakt zijn , valt ligter te gissen dan te bepalen , hoewel zijn
handvest eenigermate spreekt als van onderscheidene sluizen. Ten tijde
van Hertog A lbrecht van B e ije r e n , omtrent het jaar 1 3 6 3 , is het kenne-
lijk, dat het getal der sluizen vermenigvuldigd is. In dat jaar vergunde
de Hertog, als Ruwaard van den lande, aan het grootwaterschap van Woer-
den , gevoegd met die van Utrecht, welke hier in gelegen waren , ieder
twee sluizen tot uitwatering door Spaarndam. Bij de overeenkomst,'
waardoor zij dit voorregt verkregen, werd bepaald, dat die van Woer-
den en het Sticht, aan de noordzijde van den Rijn, en sommigen aan
de zuidzijde, voor zoo verre zij geen watergang hadden in den IJssel,
door Spaarndam zouden uitwateren. De anderen aan de zuidzijde, welke
hun water in den IJssel konden loozen, hadden geen deel aandit voorregt.
De sluizen aan Spaarndam zijn thans vier in getal, de Kl e ine -
o fH a a r l em m e r - s l u i s . ö eK o l k s l u i s , de G r o o t e s l u i s en de
Wo e r d e r s l u i s , welke ieder haren sluiswachter hebben , behalve de
Gr o o t e -Ui tw a t e r i n g s l u i s , thans gemaakt en waardoor het water
door het stoomkanaal aan het Spaarn , längs een kanaal van 4 0 eilen
breedte en 4 6 2 eilen lengte , zieh, door een paar dubbelde sluizen,
in het IJ ontlast. Na den tijd der oprigting bevestigden de Graven
telkens het gezag van Dijkgraaf en Hoogheemraden, door nieuwe handvesten
en voorregten. Onder deze was geen der minste dat alle lan-
derijen , welke door Spaarndam uitwateren , morgengelden moesten
betalen , en dat alle opgezetenen tusschen Amsterdam en Spaarndam,
dijkpligtig gemaakt werden tot het stoppen der wallen en breuken.
H.’ertoe mögt de aarde uit de landen genomen worden ten behoeve der
waterschappen , sluizen en kaden , mits men die in redelijkheid betaalde.
Volgens een handvest van Keizer K abel V , van den 1 6 November des
jaars 1 5 0 6 , zijn de Heemraden vrij verklaard van alle accijnsen. ,
Het collegie van het H oogheembaadschap van R ijnland , bestaat in eenen
Dijkgraaf en zeven Hoogheemraden. Het ambt van Dijkgraaf werd al-
toos bekleed door den fioogbaljuw van Rijnland, volgens het meerge-
melde handvest van Graaf F lo b is V , waarbij hij h em de magtgaf, om
den dijk en sluizen te schouwen, die, volgens uitwijzen der Hoogheemraden
, te beregten en oin de boeten te vorderen , welke zij zouden
zetten. ^ Wij vinden den Baljuw niet eerder Dijkgraaf genoemd dan in
1413 , in het handvest van Hertog W il l em va n B e h e b e n , waar bij het
maken van den walergang van Kostverloren aan den Heemraden gegund
werd , en het maken van zoo vele sluizen aan den dijk als hun oorbaar
dunken zoude ende van deze Sluizen en Sluistogliten, zogt de Hertog,
en de Waterganck voornoeml, sal onse Baljuw van Rliynlant Dykgrave
wesen. Volgens dien zelfden brief, werden ook de Hoogheemraden ge-
magligd, oin bij afwezen of onwilligheid van den Dijkgraaf een van
hen als Dijkgraaf aan te stellen. Dit regt is hun bevestigd door Keizer
I I a r e l V , in den jare 1520.
De Hoogheemraden zijn zeven in getal en op goeden grond , mag men
gelooven , dat er oudtijds zoo velen tot het collegie behoord hebben.
Hier tegen strijdt geenszins het geen de oude handvesten zeggen , dat
de Baljuw van Rijnland den Dyk en Sluizen schouwen mag met vier
Heemraden. Naardien de onmiddellijk volgende woorden , o f meer
genoeg aantoonen, dat er meer dan vier waren, of aangesteld mogten
worden. De Dijkgraaf kon tocn, gelijk nog te dezer tijd , volstaan met den
dijk te schouwen met vier Heemraden, welk getal de grootste helft van
het collegie uitmaakt. De instelling achten wij te moeten zoeken in het
handvest van Koning W illem tot het maken der eerste spui of sluis bij
Spaarndam , ten wäre men dit behoorde te verstaan van de bevestiging
en nieuwe aanstelling tot het bestuur van den dijken de sluis , en dat
z ij al vroeger eenige beheering en beregting over de binnendijken
of kaden van R ijnland gehad hebben. De naam van Heemraders van
Spaarndamme , hun in de voorheen gemelde uitspraak, van Graaf
W illem van H enegodwen gegeven , is , in vervolg van tijd , veranderd
in den titel van welgeboren Heemraden van R ijnland. Graaf F loris V
gaf hun , reeds in het jaar 1285 , het regt om zelven het getal der uit-
stervende Heemraden te vervullen. Op deze wettige bezitling heeft
Keizer K abel V , naderhand in het jaar 1515, eene inbreuk gemaakt,
door zekeren C hables van P o it Iers , Heer van Dorremans en Vadans
eenen Vlaming , ban te stellen, tot Super-Intendent over alle de Hol-
landsche dijken. Aan dezen gaf hij de magt om den Dijkgraaf en Hoogheemraden
af te gelten , nieuwe aan te stellen en te beeedigen , onder
voorwendsel, dat de genen , die toen het bestier hadden , hunnc'n pligt
verwaarloosden. Sedert stond de verkiezing langen tijd aan den Stad-
liouder, hetwelk duurde tot in het jaar 1655 , wanneer zij weder in
hun volkomen regt en hetbezit van verkiezing hunner medeleden hersteld
werden. Zij hadden , te dien einde, in het begin des jaars 165 4 , een
vertoog aan de Staten van Holland en West-Friesland ingeleverd,
waarbij zij aan de Staten berigt gaven, rakende hunne geregtigheid ,
van welke hunne voorzaten in bediening, ongehoord en tegen alle voor-
gaande handvesten der Graven waren ontzet. Bij het octrooi van den
8 December 1655, lieten de Staten tevens invloeijen hun besluit,
waarbij zij aan Hoogheemraden van Delfland en Schieland een gelijk
regt toestonden. Ook verslonden zij, dat Hoogheemraden zouden
moeten zijn van de Hervormde godsdienst of die toegedaan , en in
gevalle zulks , bij zonderlinge gelegenheid, anders geschiedde , zou liier-
over bij de Stalen moeten worden geraadpleegd , alvorens den last tot
dit ambt te verlcenen. Dit besluit behelsde nog , dat niemand verkies-
baar zijn zou tot Heemraad van R ijnland , dan die tot vijftien duizend
gülden in vaste goederen of geregtigheden in dit heemraadschap gegoed