De paarden in eene naburige weide, zouden daarentegen , tot op den
buidigen dag, soms des nachts'door de Geestelijke Heeren van bet klooster
bereden worden, en zijn dan des morgens zoo moede , dat zij bet eene
been niet voor bet andere kunnen verzetten.
PADDEPOEL (DE) , water in Rijnland, prov. Zuid-IIolland, onder
A Ike made, N. van Oudewetering. In dit water loopt de Heimanswe-
tering uit.
PADDEPOEL (DE), eene lage streek lands in de prov. Groningen,
aan den regteroever van het Reitdiep, ten N. van Groningen, gelegen.
Zij behoorde vroeger onder Selwerd of het Gooregt, maar is
thaiis verdeeld onder de gem. Adorp en Noorddijk; in de wandeling
wordt er een gedeelte van het gebied der voornoeinde stad of van het
Wester-Slads-bamerik en van Wierum onder. gerekend. Er staan
slechts 4 h. en 23 inw. onder Adorp.
Het wordt onderscheiden in de Ho o g e - P a d d e p o e l en de Lager
Pa d d e p o e l (Zie deze woorden). De grond is zeer goed kleiland,
maar laag en daarom geschikt tot weide voor het vee;
In be P addepoel werd, den 1 Mei 1772, de vermaarde Hoogleer-
aar J acobds A lbertos U ilkens geboren, die den 30 Mei 1823 le
Warfhuizen, op ziju huisje of buitentje, Ve e l - b i j -We i n i g , is
overleden.
PADDEPOEL (DE HOOGE-), streek gronds in Hunsingo, prov.
Groningen, arr. en 8 u. W, van Appingedam, kant. en 2 | u. Z. W.
van Onderdendam, gem. en 1 u. Z. van Adorp, bet noordelijke gedeelte
van *de- Paddepoel uitmakende; met 4 h. en 23 inw.
PADDEPOEL (DE LAGE-), streek gronds in het oude Selwerd,
prov. Groningen, arr. en £ u. N. van Groningen, kant. en 3 u. Z. 0 .
van Hoogezand, gem. en 1 u. 0 . van Noorddijk, het zuidelijke gedeelte
van de Paddepoel uitmakende.
PADDEPOELEN (DE HOOGE-EN-LAGE-j, pold. in de prov. Groningen,
gem. Adorp en Noorddijk; palende N. aan Wierum , 0 . aan
Noorddijk, Z. aan Groningen , W. aan het Reitdiep.
Deze ovcroude pold. wordt door twee pompsluizen , Op het Reitdiep,
van het overtollige water ontlast. Hij staat, met W i e r u m , onder
een dijkregt, bestaande uit eenen President, twee Dijkregters en eenen
Secretaris.
PADE (DE) of de P a a d , geh. in de Vier-Noorder-koggen, prov. Noord-
Holland, arr. en 2J u. N. W. van Hoorn, kant. en 2^ u. Z. W. van
Medemblik, gem. Uoogwoud-en-Aartswoud, 5 min. Z. W. van Hoog-
woud, waartoe het kerkelijk behoort.
PADEA (GR00T-), eil. in Oost-lndie, in de Straat-der-Molukkos,
aan de Oostkust van het Sundasche eil. Celebes.
PADEA (KLEIN-) , eil. in Oost-lndie, in de Straat-der-Molukkos,
aan de Oostkust van het Sundasche eil. Celebes.
PADEN-^-gegraven kanaal in Oost-lndie, op het Sundasche eil. Java,
resid. Tagal.
Dit kanaal, hetwelk ter bevordering der binnenlandsche gemeenschap
zeer dienstig is , loopt van Tagal tot in de Kalie'-Gangsa, en stroomt
van daar , längs de dessa Randoe-Sanga , van het Oosten naar het
Westen, in de Pamalie.
PADEV'OORT of P a v e r d e s , adell. h. in het graafs. Bergh, prov.
Gelderland, arr. en 6 u. Z. van Zutphen, kant. en 1J u. W. van
Ter-Borgh , gem. Bergh, 1 u. N. van ’s lleetenbergli, 7 inin. N. O.
van Zeddam, in de buurs. Vitikwijk, te midden van korenlanden.
Dit adell. h., hetwelk vroeger een jagthuis van de Graven van des
B ergh was, doch weinig aanzien heeft, beslaat, met de daartoe be-
hoorende gronden, Cene oppervlakte van 8 bund. 33 v. r. 60 v. eil.,
en wordt thans in eigendom bezeten en bewoond door den Heer J a s
WILLEM SERRDRIER.
PADHUIS of P a t h d is , geh. in het dingspil Zuidenveld, prov. Drenthe,
arr. en 9 n. Z. Z. 0 . van Assen, judic. kant. en 4 u. Z. 0 . van
Hoogeveen, adm. kant. en 1 u. Z. 0 . van Baien, gem. en 1 u. 0 .
van Koevorden; met 6 h. en 33 inw.
Dit geh. ,toen misschien eene enkele boerderij , wordt reeds genoemd
in een oud stuk van het jaar 1276, waaruit blijkt, dat de kloosterlingen
van het nabij gelegene konvent der Heilige Maria-ten-Kampen, onder welks
bezittingen het P adhois schijnt te hebben behoord, verpligt waren daarvan
jaarlijks eene pot boter aan den Kastelein van Koevorden op te brengen ;
terwijl die zelfde kloosterlingen beweerden regt te hebben op het nabij
gelegen veen, waarover zij, in het gezegde jaar, met de buren of in-
woners van Dalen in geschil waren.
PADJADJARANG, P adjajoeran , P adschadscheran of P adschadscharang,
voorm. rijk in Oost-lndie, op het Sundasche eil. J a va , waarvan het
•distr. Bogor, thans Buitenzorg, een gedeelte uitmaakte. De hoofd-
plaats heette mede Pa d j a d j a r a n g .
Dit rijk wordt gezegd in den aanvang der twaalfde eeuw gesticht
te zijn. Dit de babats of oude historische handschriften blijkt, dat
de Vorsten van P adjadjarang , na zieh van die van Madjapahit te
hebben afgezonderd, hunnen voornaamsten zetel vestigden ter plaatse,
die thans Ba n t e r -Pe t e h genaamd wordt, en waar, even als op
den berg Manara, nog heden ten dage sporen te vinden zijn, welke
eene langdurige en uitgebreide vestiging aanduiden. Aan een dier Vorsten
, P rahoe M oendikg S arie geheeten, en zoon van den beroemden
Koning K oeda L alian , wordt de Verdienste toegeschreven van de rijst-
kultuur in deze streken ingevoerd en de ingezetenen het eerst met
den ploeg te hebben bekend gemaakt; 00k trachtte deze zelfde Vorst
de toenemende verbreiding van het Mohhammedaansche geloof hardnekkig
te keer te gaan, zclfs nog toen zijne broeders dit reeds lang omhelsd
hadden, en het op het oostelijk gedeelte van Java bijna algemeen was
aangenomen.
H assan O edien , een zoon van I bn M oelana , die als de grootste
Apostel vari den Islam op Java vereerd wordt, veroverde, omstreeks
het jaar 1 4 7 9 , het rijk van P adjadjarang, en rustte niet alvorens hij
tot aan Straat-Sunda als overwinnaar gehuldigd werd. In plaats van
den laatsten Vorst van P ad ja d ja r a n g , P raboe S il ie W a n g ie , trad nu
H assan O edien op , onder den titel van Soesoehoenan Goenog-Djatie,
behield voor zieh zelven de gewesten van Tj i - r i b o n ( Ch er i bo n) ,
schonk het rijk J a k a t r a , van de Krawang tot aan de Tangerang ,
aan zijnen broeder K alajatong en het rijk Ba n t am aan zijnen broe-
der B ar O ed ien .
PADJADJARANG,- P a d jo eja ra n g , P adschadscheran of P adscradscha-
r a n g , voorm. st. in Oost-lndie, op het Sundasche eil. J a va , rijk
Padjadjarang, waarvän het de hoofdplaats was, ongeveer twee palen
van de plaals, waar thans het paleis Bu i t e n z o r g S t a a t .
Volgens inlandsche kronijken zoude de vernieling dezer stad in het
jaar 1479 van onze tijdrekening hebben plaats gehad. Deze stad moet,
volgens de oude oorkonden,’ zoo uitgestrekt geweest zijn, dat zij de
geheele vlakte tusschen de Tjiliwong en de Tjidanie besloeg; terwijl