8 2 2 RIJ.
Stolpi'aansch legaat aan de Hoogescbool in deze laatste slad. Debekende
Dichteressen E lizabeth Berber en Agatha Deren hebben omstreeks bet jaar
1780 in de Rijp gewoond en er eenige van bare werken geschreven.
De R i j p is, in den korten tijd van twintig jaren, drie malen door brand
geteisterd, te weten den 6 en 7 Januarij 1654, den 11 November 1657
en den 25 Jnlij 1674. In den eerstcn brand werden e r , door bet
vuurvatten van eenen hennipmolen, behalve de kerk cn toren , be-
nevens het bedehuis der Doopsgezinden , omtrent vier honderd dertig
woonhuizen en honderd en vijftig pakhuizen , schuren en bekelhuizen ,
vier brnggen en twee hennipmolens door de vlam verleerd ; terwijl daarbij
vier paarden , achttien koeijen en negentig schapen onikwarnen. Ge-
lukkig bleven , niettegenstaande alle huizen in de nabijheid afbrandde ,
het raadbuis en zeventig in de haven liggende haringbuizen , behou-
den. De twee laatste branden deden veel minder schade, in de tweede
brandde er ruim zeventig hnizen , en in de derde drie en zeventig , zoo
woon- als pakhuizen af.
Na de landing der Engelschen , in 1799, hadden er in de R ijp
.eenige ongeregeldheden plaats , welke echter meest door drie van elders
overgekomen Joden veroorzaakt werden en ten gevolge hadden, dat
een vijttal inwoners der plaats later in ongelegenheid kwamcn.
Het wapen dezer gem. bestaat uit een veld van sinopel, met twee
gekroonde haringen van zilver
RIJP (DE), geb., prov. Friesland, kw. Oostergoo, g r i e t . Fcrwer-
deradeel. Z ie Rvp (D e) (1 ) ,
RIJP (DE), geb. in Geestmer-ambacht, prov. Noord-Holland, arr.
en 3 u. N. van Alkmaar, kant. en 1 u. Z. W. van Schagen, gem.
St.-Maarten-Eeniqenburq-en-Valkooq , I u. Z. van St. Maarten; met
12 h. en 60 inw.
RIJP (DE), naam, onder welken bet d. Z behijp , in Fivelgo, prov.
Groningen, onder de landlieden meestal bekend is. Zie Z eeb ijp .
RIJP (DE), buit. in bet balj. van Arederode, prov. Noord-Holland,
arr., kant. en £ u. N. W. van Haarlem, gem. Bloemendaal-Tette-
rode-Aalbertsberg-en-de-Vogelenzang , niet ver van Bloemendaal.
RIJP (DE LANGE-), geh. of liever streek boerderijen, inhetkw. Fi-
velgo, prov. Groningen, arr., kant., gem. en £ u. N. van Appingedam.
Dit geh. bestaat uit drie boerderijen , met 20 inw. — Vroeger be-
boorde bet tot Holtvierda, gem. hierum.
RIJP (LUTJE-), b. in Fivelgo, prov. Groningen, arr., kant. en
1{ u. W. N. W. van Appingedam, gem. en \ n. Z. ten 0 . van
’t Z an d t, \ u. 0 . ten N. van Zeerijp, waartoe het behoort j met
5 h. en 20 inw. — Yroeger slond hier een burg. Zie het volgende art.
RIJP (LUTJE-), voorm. burg in Fivelgo, prov. Groningen, arr.,
kant. en 1-J u. W. N. W. van Appingedam, gem. en ^ u. Z. ten 0 .
van ’t Zandt , % u. 0 . ten N. van Zeertjp, in de b. Lutje-Rijp.
Deze burg , die eerlijds door het konvent van Nijcnklooster zoude
bezeten zijn geweest, behoorde later aan Jonkbeer J ohan van H ilte en
bestond nog in het jaar 163 6 , doch is tbans geheel vernietigd, zoo
dat men zelfs de juiste plaats, waar bij gestaan heeft, niet meer weet
te vinden.
R1JPELBERG , geh. in de Meijerij van ’s Hertogenbosch, iw . Peelland
j prov. Noord-Braband, Derde distr,, arr. en 4 u. N. 0 . van
(1) Eveneens loeke men de art., welke elder* wel eens met Rij gespeld v in d t, en hier niet
gevonden worden, 'op Ry .
R I J . 5 2 3
Eindhoven, kant. en 2 u. N. van Asten, gem. Bakel-en-Milheze,
40 min. Z. W. van Bakel.
RIJPERWEEREN (DE), streek gronds in Walerland, prov. Noord-
Holland, arr. lloorn, kant. Edam , gem. Broek-in-Walertand-Zui-
derwoiide-en-Vitdam, welke als een eilaiid door water omgeven i s ,
als; N. door de Gouw , de Brugsloot en het Groote-meer, 0 . door bet
Iileihe-meer en de Alewijk, Z. door de Ransdorper-en Holysloter-Dije,
W, door de Zwaksloot. — Zij beslaat eene oppervlakte van 147 bund.
48 v. r. 72 v, eil.
RIJPERWEG (DE), weg in de Beemster, prov. Noord-Holland,
loopende van de Beemster-Ringvaart, nabij de Rijp, in eene oost-
zuidooslelijke rigting door de Middel-ßeemster, tot aan den Purmeren-
der-weg.
RIJPSLOOT (DE), water in het balj. van de Nieuwburgen, prov.
Noord-Holland, loopende van het Graftermeertje, in eene oostelijke
rigting naar het Beemster-meer. Aan deze sloot zijn , omstreeks het
jaar 1400 , de eersle huizen van de Rijp gebouwd.
RIJPWETERING , geh. in Rijnland, prov. Zuid-Ilolland, arr. en
1£ u. N. 0 . van Leyden, kant. en u. N. W. van Woubragge,
gem. Alkemade, 1£ u. Z. van Oude-Wetering, aan de Rijpwetering;
met 75 h. en 700 inw., die meest bestaan van den landbouw en de
veeteelt. Men treft er fraaije boerewoningen en tuinen aan , welke
door welgestelde huislieden of zuivelverkoopers bewoond worden.
Vroeger behoordc dit geh. kerkelijk onder Rijnsaterwoude, waar mede
de dooden van de R i j pw e t e b in g begraven werden, doch tbans behooren
de Herv., die er 100 in gelal zijn , tot de gemeente Hoogmade-en-
Rijpwetering, en hunne dooden worden te Woubrugge begraven.
De R. K., van welke men er 600 aanlreft, maken eene stat. u it,
welke tot het aartspr. van- Holland-en-Zeeland beboort, en door eenen
Pastoor bediend wordt. De kerk, aan Onze Lieve Vrouwe geboorte
toegewjjd , is van een orgel voorzien.
Men heeft er eene school, welke gemiddeld door een getal van
100 leerlingen bczocht wordt.
RIJP-WETERING (DE), water in Rijnland, prov. Zuid-Holland,
betwelk, uit de Wijde-Aa voortkomende , in eene noord-noordwestelijke
rigting naar de Koppoel loopt, waardoor het verder gemeenschap heeft
met het Kager-meer.
RIJSBERGEN , gem. in de bar. van Breda, prov. Noord-Braband,
Vierde distr., arr. Breda, kant. Ginneken ; palende N. aan ,de gem.
’s Princenhage , 0 . aan Ginneken-en-Bavel Z, 0 . aan de Belgische gem.
Meer, Z. W. aan Zundert-en-Wernhout, W. aan Rucphen-Vorens-
einde-en-Sprundel N. W. aan Etten-en-Leur.
Deze gem. bevat, behalve het d. R i j s b e r g e n , de geh. T i g g e l t ,
R a a r s c b o t , Br e e s c h o t , Groot - en l i l e i n -Oe c k e l en Ha-
z e ldonk. Zij beslaat, volgens bet kadaster, eene oppervlakte van
3702 bund., waaronder 3605 bund. 79 v. r. 28 v. eil. belaslbaar land;
telt 282 h., bewoond door 326 huisgez., uitmakende eene bevolking van
1600 inw., die meest hun bestaan vinden in den landbouw. Vroeger
woonden er vele kooplieden, die handel op Belgie dreven. Thans be-
paalt zieh de handel tot dien in kapoenen en kippen, welke hier aan-
gekweekt en vetgemest worden en waardoor deze gem. vermaard is.
Voorts heeft men er eene leerlooijerij, twee bierbrouwerijen, eenen graan-
en oliemolen, welke door water en wind bewogen wordt, en aan de uiterste
grenzen dezer gfemeente , tegen het gebucht de Rith, onder ’s Princenhage,