RIJNEVELD-EN-SPOELWIJK, pold. in Rijnland, prov. Zuid-Hol-
land, arr. Leyden, kant. Alphen, gem. A Ipheu-en-Rielveld ; palende
N. aan den Sleekter-polder, N. 0 . aan den Dam-polder, 0 . aan Wijk,
Z. aan Nieuwkoop, Reijerskoop en Achter de-Biezeu , W. aan de Gouwe ,
waardoor hij van den Nesse-polder gescheiden wordt.
Deze pold. besla,at, volgens het kadaster, eene oppervlakte van
567 bund., alles'Schotbaar land ; telt 2 h., beide boerderijen, en wordt
door eenen molen, op de Gouwe, van het overtollige water onllast.
Het polderbesluur beslaat uit den Burgemeester en vier Poldermeesters.
RIJN GEEST, buit in Rijnland, prov. Zuid-Holland, arr. en £ u.
N. van Leyden, kant. ffoordwijk, gem. Oegstgeest-en-Poelgeest, aan
den Haagsche-straatweg.
Dit buit. wordt thans in eigendom bezeten door Jonkheer A. L. va n
H e t e r e n G e v e r s , Lid der Gedepuleerde Staten van de provincie Zuid-
llolland.
RIJNHOF , buit. in Rijnland, prov. Zuid-Holland, arr. Leyden,
kant. Noordwijk, gem. Oeystgeest-en-Poelyeest, aan de Hooge-Morsch.
Dit buit. wordt thans in eigendom bezeten door Mevrouw de wed.
A. S t a d m t s k i , geb. van H euke lom , woonachtig te Leyden.
• RIJNHOVEN, adell. b. in bet Nederkwartier der prov. Utrecht, arr.
kant. en gem. Utrecht.
RIJNHHIZEN, eerlijds het H o is - t e - J o t p h a a s , en ook wel het H dis - ten -
R i jn geheeten, voorm. adell. h. en ridderhofstad, thans eene buit. in
het Nederkwartier der prov. Utrecht, arr. en 1 u. Z. ten W. van
Utrecht, kant. en 1 u. 0 . Z. 0 . van IJsselslein, gem. en 8 min. 0 .
van Jntphaas, aan den Yaartsche-Rijn.
Deze buit. beslaat, met de daarloe behoorende gronden, eene oppervlakte
van 36 bund. 15 v. r. 80 v. ell.
Dit h. maakte vroeger een eigen geregt u it, hetwelk rondom in de
beerl, van Over-Jutphaas ingesloten was, doch was daarvan geheel on-
derscheiden. Toen, namelijk, in het jaar 1608, de heerlijkbeid Over-
Julphaas, door W u r e e jb in a van R ie b e e k , die tevens Yrouwe van R i jn -
h g iz e n was, aan den Heer N ik o la a s d e M a l a p e r t verkocht werd, zijn deze
vijflien morgen uitdrukkelijk uitbedongen, nevens eenige andere voor-
reglen, en deze afscheiding is naderhand, door de Staten van de provincie,
meermalen bevestigd. Dit adell. goed was leenroerig aan het
sticht van Utrecht, werd, in het jaar 1536, voor riddermatig erkend
e n , weleer, door de aanzienlijke geslachten van J dtph aas en van R i jn
bezeten, uit welk eerste, reeds in den jare 1165, een T heodoüds de
Jh d efa x , of D ir k va n • J d t ph a a s , voorkomt als onderteekenaar van een
verdrag, door bemiddeling van Keizer F r b d e b ik I , tusschen den Bisschop
van Utrecht, en de Graven van Holland, Gelder en Cleve gemaakt.
Yerder vindt men , dat in het jaar 1429 , J ohan van J dt ph aas bezitter
van ditbuis was. Uit het laatste werd A dr ia a n va n R i jn van J dt ph aas ,
er den 25 Junij 1468 mede beleend. Deze , gelijk ook de vorige en vol-
gende bezitters, was tevens Heer van Over-Jutphaas. Zijn zoon D ir k van
R i jn van J d t ph a a s , werd er mede verleid den 17 November 1493 , en J an
v a n R i jn van J d t ph a a s , zijn zoon , den 11 Februarij 1547, die het weder
nagelaten heeft aan G e r r it van R i jn va n J d t p h a a s , zijn broeder, den
50 Augustus 156 8 , gelijk deze weder aan J ohanna van R i jn va n J d t p
h a a s , zijne zuster, beleend den 16 October 1573, Deze zonder hinderen
stervende, heeft, bij uitersten wille, tot erfgenaam aangesteld
'W ilh e lm in a van R i e b e e k , hare nicht, die de beleening ontvangen heeft
den 28 Mei 160 8 , en haar, met bewiiliging van T ijjhan van Z d id o o r t ,
hären man, weder opgedragen heeft ten behoeve van H e n d r i k v a n T utl
v a n S e r o o s k e r k e , Heer van Stavenisse en S t. Annaldnd, den 51 Octo-
ber 1620. Door zijnen dood kwam deze ridderhofstad, den 27 Mei 1628,
op zijnen zoon R e i n o d d v a n T o t l v a n S e r o o s k e r k e , wiens weduwe , A g n e s
v a n R e e d e , na zijn overlijden de leenweer overgegeven heeft, ten voor-
deele van Louis d e G e e r , Heer van Finspong enz., den 22 Augustusl657,
op wien gevolgd is zijn zoon K a r e l d e G e e r , beleend den 8 October 1710,
in wiens geslacht het tot nu loe verbleven is , zijnde daarvan thans eige*
naresse Vrouwe d e G e e r , geb. v a n M i j n e r t z h a g e n .
In vorige tijden heeft dit huis vele wisselvalligheden ondergaan, en ,
dikwijls , het lot des oorlogs ondervonden. Dus werd het, in het jaar
1481 , door de Holländers , onder J o o s t v a n L a l a i n g en den Markgraaf
van Antwerpen, belegerd , ingenomen en in brand gestoken. Het
was toen bezet met stalhroeders , dat is , gehuurde Soldaten , die , in
tijd van nood om geld dienden, en , zoodra de oorlog geeindigd was,
werden afgedankt. In het jaar 1528, onderging het wederom het
zelfde deerlijke lot, door de aanhangers van den Utrechtschen Bisschop,
die toen tegen een groot deel van bet Oversticht, hetwelk door de
Gelderschen onderstcund werd , krijg voerde , en eenige huizen , hier-
omtrent, aan Edelen, die de zijde der stad bielden , toebehoorende ,
in brand stak. Eindelijk heeft R i j n h d i z e n in het jaar 1672, van de
Franschen, wederom veel aanstoot moelen lijifen, wordende in het
huis eene Fransche bezetting gelegd, die er vrij siecht huis hicld.,
doch het, zonder groote schade te veroorzaken , naderhand verliet. Het
oude huis was met torens voorzien ; dan daarvan zijn thans geene over-
blijfsels meer. Het tegenwoordige is een groot vierkant gebouw van
eene regelmatige fraaije bouworde , en is, in het jaar 1782, zoo van binnen
als van buiten , nog aarunerkelijk verbeterd en versierd. Den juisten
tijd, wanneer het nieuwe huis is opgebouwd , kan men niet wel bepa-
len ; doch het is waarschijnlijk , dat het omtrent het midden der vorige
eeuw, door den Heer R e i n o d d v a n T oyl v a n S e r o o s k e r k e , geschied
zij. Het ligt, zeer voordeelig, aan ’den Vaarlsche-Rijn , in eene ruirae
gracht, en is voorzien met aangename hoven en plantaadjen. De Heer
van R i j n h d i z e n heeft, behalve het regt van de Zwanendrift, ook nog
andere voorregten. Zoo Staat de predikantsplaats te Jutphaas aan hem
alleen te begeven , hij begeeft ook eene stichting van vrije woningen.
RIJNKOM , d. op de Veluwenzoom. prov.' Gelderland. Zie R encdjh.
RIJNLAND o f R n i jN L A N D , voorm. balj., gedeellelijk prov. Zuid-Holland,
en voor een klein gedeelte prov. ISoord-Holland; palende N. aan
Kennemerland , 0 . aan Amstelland , Z. aan Delfland en Schieland , W.
aan de Noordzee.
Deze landslreek heeft huiten twijfcl zijnen naam ontleend van de rivicr
den Rijn , welke er van ouds midden door in zee liep, doch, reeds
voor onderscheidene eeuwen , bij Katwijk-aan-Zee, verstopt geworden
zijnde, later zieh in de duinen verloor, en nu, door een kanaal, in
zee uitloopt.
R ijn la n d is , zoover ons de oudste gedenkschriftcn toelichten , vroeger
dan onderscheidene andere deelen dezer landen bewoond geweest ,
doch het heeft den naam van R ijn la n d waarschijnlijk later bekoinen.
De rijmkronijkschrijver M e l is S t o k e maakt, op het jaar 1203. gewag
van het Land, dal bi den Rine leghet, oogende bnilen twijfel op R u n l a n d .
Doch de naam van R ijn la n d zelve wordt uitdrukkelijk gevonden in een
oud handschrift, vervattende eenige inzettirigcn der domkerk van Utrecht.
Men ziet er uit, dat de Deken van R ijn la n d , ten behoeve van den Proost
IX. D e e l , 32