afgebroken. Noordwcst van dit d., aan deEe, lag ook wcleer hat oudc
verniaardc klooster Kl aar kai np, nie dat woord.
R insüm a g e est is de gcboorteplaats van W o r p e r u s , bijgenaamd T r a e o r it a ,
die eerst Pastoor in zijnc geboorteplaats en later Prior van het Reguliere
klooster Tkabor, nabij Sneek, was. Hij heeft eene kromjk van
Friesland gesebreven , uit drie boeken bestaande , die met den oor-
sprong van dat volk begint en met het jaar 1555 eindigt.
Men heeft er eene jaarmarkt, in de inaand September en eene paar- .
denmarkt op den eersten Vrijdag in September.
Den 28 Augustus 1840 is hier door bet onweder brand ontstaan in
eene grutlerij, welke, niettegenstaandc alle aangebragle hulp, geheel
is afffebrancl. .
RINSUMAGEEST-EN-SYBRANDAHUIS, kerk. gem., pror. Fnes-
land, klass. en ring van Dockum ; met twee kerken , a ls: eene te
Ri n s uma g e e s t en eene te Sybra nd ahu i ze n. Men telt er 920 zielen
, onder welke 100 Ledematen. Deeerste, die hier het leeraarambt
heeft waargenomen , is geweest R e ik ie r J acobs , die in het jaar 1565
hier als Viearins diende en in het jaar 1867 naar Oost-Friesland vlugtle.
R1NTHJEMA , voorm. state, p r o Friesland , \w . Oostergoo , gnet.
Oost-Dongeradeel, arr. en 8 u. N. 0 . van Leeuwarden, kant. en 1 n. O.
van Dockum, bij Oostrum, waartoe het behoorde.
RINTJE-POEL, meertje, prov. Friesland, kw. Westergoo, griet.
Wymhritseradeel, 0 . van Idsega , N. van Heeg. _
R10-CANARIE, plant, in West-lndie, op het eil. Curaçao, in de
Midden-Divisie, N. van het Schottegat.
RIO-DE-COBRE (DE), riv. in A frik a , in Opper-Guinea, aan de
Goudkust. Zie A hco ba r.
RIO-DE-GABON , riv. in Afrika, in Opper-Guinea, aan de Goudkust,
met eene noordelijke strekkingin de Bogt-van-Guinea uitloopende.
De monding dezer riv.9 welke meer dan t-wee mijlen wijd i s , ligfc
15 mijlen van Cabo-Lopez-di-Gonsalvez ofden nitersten hoek van de Bogt-
van-Guinea. Men kan deze riv. eenige mijlen met kleine schepen op-
varen; twee of drie mijlen van den mond ontmoet men twee eilandjes ,
het eene hot Ko n i n g s - e i l a n d , het andere het Pr i n s e n - e i l a nd
geheeten. Vele schepen komen deze riv. bezoeken, zoo wegens den
handel, welke hier gedreven wordt, als ook om dat zij zeer wel ge-
gelegen i s , om er de schepen in schoon te maken en te kalfateren.
Zij, die zulks willen doen, brengen hunne zwaarste goederen , als
kanon , ankers, watervaten enz. op het Prinsen-eiland, en zelten het
dan met den vloed da'artegen op het drooge, zoo na immer mogelijk
is , als wanneer zij met het afloopen van bet water, dat hier zeer sterk
v alt, meest droog zitten, en daardoor gelegenheid krijgen, om hunne
schepen rondom te verhelpen ; doch voor groote schepen is het niet zeer
raadzaam , omdat zij ligtelijk, met op het drooge te zitten , een onge-
mak zouden kunnen krijgen. De handelsartikelen op deze rivier zijn
olifantslanden, was en honig ; somlijds is de handel er redelijk voor-
spoedig, voornamelijk als er in eenigen tijd geen schepen zijn geweest.
Bij het inzeilen van de rivier heeft men eenen zeer ongelijken
grond, want dan eens heeft men tien , dan vijftien, dan vijf en dan
wederom twaalf vademen waters, even of de bodem van den mond
slechts uit rotsen beslond. De eb gaat hier zoo sterk , dat het niet wel
mogelijk is, ofschoon men al een goede wind heeft, om haar dood te
zeilen en de rivier binnen te loopen, maar men moet wachten, tot dal
de vloed komt.
RIO-DE-ST.-JAAN, riv. in Afrika, in Opper-Guinea, aan de Goudkust.
Zia J aan (Rio-St.-) (1).
RIO-FORMOSA, anders gemeenlijk Rio-de-Benik genoemd, riv. in
A frik a , in Opper-Guinea, aan de Goudkust, met eene noordelijke rig-
ting in de Bogt-van-Guinea uitloopende.
De westhoek van deze riv. doet zieh op met eene steile als afge-
zaagde punt, en de oosthoek daar regt tegen over met eene läge stomp
lands. Vööraan den mond is zij omtrent eene mijl wijd, doch verder
op zeilende , is zy op sommige plaatsen wijder en ook op andere weder
naanwer. Men heeft daarin oneindig vele spruiten, waarvan eenige zoo
wijd zijn, dat zij met het volste regt den naam van rivieren zouden mögen
dragen , en längs ieder van deze spruiten woont een bijzonder volk
dat ieder zijnen eigen Koning heeft. Om de rivier op te varen , heeft men,
uithoofde van het aantal der gezegde spruiten , noodzakelijk eenen loods
noodig, anders zoti men zeer ligtelijk in eene verkeerde geräken. Als
men omtrent anderhalve mijl van den mond is gekomen, ziet men spruiten
, welke een half uur van elkander liggen. De gewone handelplaats aan
deze rivier is Arebeo genaamd en meer dan zestig mijlen van den mond
gelegen. Tot daar en nog verder, kan men met de schepen komen , varende
ondertusschen honderden van spruiten voorbij, behalve ontallijk
vele klein kreken , waarvan eenige tamelijk wijd zijn. Van den mond
der rivier, tot eenige mijlen opwaarts, heeft men overal laag en moe-
rassig land; de boorden zijn doorgaans met eene menigte hooge en
läge boomen bezet en het land is rondom , door vele spruiten, als
in eilanden verdeeld; behalve nog dat men op onderscheidene plaatsen
drijvend rietland heeft, betwelk door de zware winden of travados
van de eene naar de andere plaats wordt gestuwd. Aangezien dit dik-
wijls voor den boeg komt, en den doortogt belet, is men genood-
zaakt eenen anderen weg te zoeken, in welk geval de loodsen of weg-
wijzers zeer goed te pas komen. De rivier, op zieh zelve beschouwd,
is zeer aangenaam, doch bij uitnemenheid ongezond, helwelk de
cigenschap der meeste rivieren op deze kust schijnt te zijn, en ver-
oorzaakt wordt wegens de gestadige besmettelijke dampen welke men
daaromtrent heeft, voornamelijk omdat het land zeer moerassig en laag
is. Hierbij heeft men nog eene andere plaag, welke niet minder on-
aangenaam is, te weten verschrikkelijk veel muggen, anders, met den
Portugesche naam musquitos genaamd , want aangezien het hier vol bos-
schen is , heeft men van deze muggen zulk eene menigte , dat zij , voornamelijk
des nachts, met geheele zwermen komen opzetten, en zoo
vreesselijk steken , dat men des morgens , bij na onkenbaar is geworden .
Dit ongemak, hetwelk belet de noodige nachtrnst te nemen, gevoegd
bij de ongezondheid van deze plaats, veroorzaakt gestadig eene groote
sterfte.
RIO-JUNK (DE), riv. in Afrika , in Opper-Guinea, aan de Goudkust
, welke zieh met eene noordelijke rigting in de Bogt-van-Guinea
ontlast.
Het land is hier omtrent laag en vlak, behalve drie bergen land-
waarts in , waarvan de twee eersten, bewesten Rio-Junk gelegen , zieh
geheel rond vertoonen, de derde en grootste van allen, heeft in zijn
midden eene kloof of opening. De Rio-Jh»k ontlast zieh in zee.
Een mijl beoosten Rio-Jokk heeft men twee groote kloven, uit welke
(1) Eveneens zoeke man de mei Rio zamengeslelde Damen, welke hier niet‘ gevomlen worden op
de »amen ra n onderscheiding.