Niet vöör 1750 beproefde men , het aan den slaat van woestheid ,
waarin liet zoo lang gedompeld lang, te onttrekken, en er djati- en
-ander hont aan te planten.
Nabij de Weslkust is een steenen fortje, dat van garnizoen en
gesehnt voorzien is. Er zijn hier zeer weinig inwoners , die in hotten
hun verblijf en zieh voornatnelijk met de vischvangst bezig hou-
den , welke hnn vooral in de maand October , nadat bet wille zee-
water voorbij i s , groote voordeelen oplevert, daar zij van eene soort
van makrecl eenen zoo ruimen voorraad vangen , dat die gedroogd,
in een groot gedeelte van de levensbehoefte der slaven voorziet. Met
een net, dat veel van een zegen heeft, wordt in de nabijheid van bet
strand de viscb omsingeld , en door geraas in het water te maken , der-
waarts gejaagd , lerwijl de zegen inmiddels al meer en meer naar den
wal wordt gehaald , tot dat de visch in groote menigte kan opgeschept
en eenige praauwtjes er mede gevuld worden. Er wordt hier ook met
Jtorven gevischt, waarin fuiken zijn, met welke men smakelyke z’ee-
karpers vangt.
Er wordt nu en dan ook hout gekapt en kalk gebrand. Men treft
er mede zeer groote slangen aan, zoodat er vermoedelijk ook wild
zal zijn, waarmede zij zicb voeden. Het drinkwater is bier zeer
schaars.
RHUT , hofstede in de Meijerij-van-’s Hertogenbosch, kw. Peelland,
prov., Noord-Braband, Derde distr., arr.cn 4 u. 0 . van Eindhoven,
kant. en £ u. N. ,0. van Asten, gem. en J u. Z. 0 . van Plierden.
RHIN (DE), naam, welken men op sommige kaarten wel eens geeft
aan den stroom of de vaart d e E e of I e , prov. Friesland. Zie E e .
RRYN (DE) , water , prov. Friesland, kw. Zevenwouden , griet. Lernst
erland. Het neemt zijnen oorsprong uit bet Tjeukemeer en loopt zuid-
westwaarts naar de Lcmmer, waar het zieh ontlast in de Zuiderzee.
RHYN (NIJE-), vaart, prov. Friesland, kw. Zevenwouden, griet.
Doniawarstal, welke J ohannes A ssema en die van D ouma en S olkaha ,
deden graven.
Dit vaarwater neemt zijnen oorsprong bij Boornzwaag, nit de Lange-
weerster-wielen, en strekt zieh van daar, door de Wester-Sypen, zuid-
oostwaarts aan, tot aan den Nijegaster-polderdijk, waar längs het
verder voortloopende in het Tjeukemeer valt.
Dewijl door bet graven van deze vaart eene nieuwe doorvaart werd
geopend , die veel bekwamer was, dan de door droogte verzande Oude-
Rhyn , tot het vervoeren van den turf, die hier in groote menigte pleeg
gegraven te worden, hebben de Staten der prov. Friesland octrooi ver-
leend aan de eigenaars, doorgaans Rbyn-beeren genaamd , om eenen
toi van twee stuivers te mögen helfen van ieder schip, dat varen zoude
door de brug, welke door hen gelegd was over gemelde vaart, door
den Ouwster-rijweg , van de Joure naar Slooten loopende, en längs de
Scharren , een buurtje van verscheidene boerenhuizen , niet ver van
daar gelegen, de S c h a r s t e r - b r u g genaamd; gelijli deze toi daar
nog heden betaald wordt, aan de herberg, bij deze brug staande.
In de vorige eeuw heeft Jonkheer J oban V egiein van C laerbergbn , aan
den N i j e - R uyn eene kortere wending gegeven, topn alliier de groote
polderdijk werd aangelegd.
RHYN (DE OUDE-), voorm. vaarwater, prov. Friesland, kw. Zevenwouden,
griet. Doniawarstal, dat, uit de IVester-Sypea voortkomende,
met eene zuidoostelijke rigting in de Atzepoel uilliep. — Dit water is
grootendcels verland.
RHYN (DE OE D E - ) , water, prov. Friesland, kw» Zevenwouden,
griet. Lemsterland.
Het loopt van de Groote-Brekken oostwaarts naar de Follegasler-
sloot en met deze tot aan het Tjeukemeer, waarin het zieh ontlast.
RHYNESBERG, verl. boutgr. in Nederlands-Guiana, kol. Suriname.
Zie R e y n e s b e r g . , c i RIAGAS (HET LAND-VAN-), distr. in Oost-Indte, op het Sundasche
eil. Borneo. Zie D a ja k h -K e t j i l .
RIA (OERITTA-), Strand in Oost-Indie, in den Moluksche-Archipel,
aan de Wcstknst van het Ambonsche eil. Noessa-Laut.
RIB (DE BINNEN-), pold. in de heerl. Made, prov. Noord-Braband ;
Vierde distr., arr. Breda, kant. Oosterliout, gem. Made-en-Drimmelen,
palende N. aan de voorgronden van het vloedspui, 0 . aan Korskens-
vaart, Z. aan den Emilia-polder, W. aan de Buiten-Rib.
Deze pold., eigenlijk het oostelijkste gedeelte van den Binnen- en
Buiten-rib ui’tmakende, beslaat, volgens het kadaster eene oppervlakte
van 18 bund. 86 v. r. 30 v. eil. Het zomerpeil is 1.50 eil. boven
A. P. De hoogte der dijken is van 1 60 eil. tot 1.80 eil. boven A. P.
Het bestuur bestaatbij de eigenaren. Hij watert uit door eenen houten
duiker op de Korskens-vaart, wijd en hoog0.85 eil. en voorzien van klcp
en schuif.
RIB (DE BINNEN-EN-BÜITEN-), anders genaamd de R i b s c h e - p o l -
d e r , pold. in de heerl. Made, prov. Noord-Braband, Vierde distr.,
arr. Breda, .kant. Oosterhout, gem. Made-en-Drimmelen; palende N.
aan de voorgronden van het Gat-van-de-Koekoek en van het Vloedspui
, 0 . aan de Korskens-vaart, Z. aan den Emilia-polder, W. aan
den Spergie-polder-Ossekop-en-Varken. '
Deze polder beslaat, volgens het .kadaster, eene oppervlakte van
44 bund. 50 v. eil.
DeBi n n e n - r i b en de Bui t en- r ib, hoezeer alleen door eenen weg
gesebeiden, hebben elk afzonderlijk hunne uitwateringsmiddelen op den
Amer. Het zomerpeil is 0,48 eil. tot 0,50 eil., onder A. P. De
hoogte der dijken is 1,60 eil. tot 1,80 eil. Het bestuur berust bij het
Domein, gezamenlijk met de eigenaren van den Binnen Rib.
Aan de noordweslzijde des polders is in 1830 nog een poldertje ,
genaamd de Do o r n b o s c h , en groot 2 bund. 10. v. r. 87 v. eil.
aangelegd.
RIB (DE BTJITEN-), pold. in de heerl. Made, prov. Noord-Bra-
band, Vierde distr., arr, Breda, kant. Oosterhout, gem. Made-en-
Drimmelen, palende N. aan de voorgronden van het Gat-van-de-Koe-
koek, 0 . aan den Binnen-Rib , Z. aan den Emilia-polder, W. aan den
Spergie-polder- Ossekop-en-Varken.
Deze pold., het westelijke gedeelte .van den Binnen-en-Buiten-Rib uit-
makende , beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 25 bund,
73 v. r. 70 v. eil., en wordt van het overtollige water ontlast op den
Amer door een steenen sluisje in de buitenkade tegen de rivier , wijd
1 el b palm 5 duim , voorzien met eene vloeddeur en dragende het
jaartal 1806. De B d it e n - R i b , geheel aan het Domein behoorende ,
wordt bestuurd door die Administratie.
Tegen het binnenfront van de sluis van den B dit en - R ib vindt men
eenen zoogenaamden wachter, dienende om het water tot op een be-
paald peil in den polder te. houden.
RIBBEN (DE), of h e t M o l e n g a t , vaarwater, in den mond van het
Haringvliet, dat tusschen de Bollen en het Droogezand van den llinder
IX. D e e l . 30