Tan gegoten buizen, d« meeste winkels, soßtetehen , kofiijhuizen en
groole etablissemcnten van oliegaz ter verlichting, werdende er door
haar, met een aantal lantaarns, verder in de algemeene straatverlich-
•ting voorzien.
Sedert bet jaar 1846 houdt men zieh onledig met het verlcngen van
den spoorweg van ’s Gravenhage naar R o t t erd am , welke weg in Mei
1847 geopend zal worden. Het stationsgebouw Staat butten de üelftsche-
poort, aan het Slagveld.
Ook is afgebakend en zal eerlang aangevangen worden den aanleg
van den zijtakspoorweg van R o t t erd am over Gouda naar Utrecht op
Deutschland. Het stationsgebouw wordt gevestigd butten de Oude-
Ooster-Hoofdpoort, aan de Maas.
De Hervormden hebben te R o t t erd am vier kerken , a l s : de G r o o te -
k e r k , de P r in s e n k e r k , de Z u id e r k e r k en de O o ste rk e rk .
De G r o o te k e rk of S t . L a u r e n s k e r k , aldus genaarad, omdat
zij aan den H. van dien naam was toegewijd, Staat aan het einde van
den Oppert en is een deftig gebouw. Men vindt, dat ter plaatse, waar
thans de Grootekerk Staat, reeds voor het jaar 1000 eene kerk gestaan
heeft, welke S t. L a u r e n s k a p e l genaamd was; doch zij werd eerst
in het jaar 1500 tot eene parochiekerk verheven, en was toen bet
eigendom van eenen Geestelijke, die haar in het jaar 1400 aan de stad
overdroeg. Zij was toen zonder koor, zonder kruis, zonder toren en
zeer oud en vervallen, doch rustte reeds op steenen kolommen , van
welke nog drie in de tegenwoordige kerk gevonden worden. De toe-
nemende bevolking deed echter al spoedig de noodzakelijkheid eener
vergrooting inzien , waarmede men dan ook , in het jaar 1412 , door het
leggen van nieuwe fundamenten eenen aanvang nam , waarmede drie
jaren doorgebragt werden , gedurende welken tijd allen, die in eenige
breuken of boeten vervielen, door het geregt gevonnisd werden, om,
naar vereischte van de misdaad , eenige duizende steenen of hoeden
kalk te moeten leveren. Door de stad werden vele baksteenen opge-
kocht, en de Hoogheemraden van Schieland vereerden ook veel steen tot
den opbouw der kerk. In het jaar 1415, begon men op de fondamen-
ten te bouwen , hetwelk aanhield tot in het jaar 1424 , wanneer de kerk
tot op de halve hoogte was opgemetseld. De verdere opbouw van de kerk
duurde tot in het jaar 1436 , zoodat van het begin , dat is van het graven
in den grond , tot den volkomen opbouw , vier en twintig jaren waren
verloopen. Op den 8 September van het jaar 1472, op M a r i a geboorte-
dag, werd het altaar ter eere van de H. H. L a u r e n s en M a b i a ingewijd. Bij
deze gelegenheid bepaalde men het vieren dezer jaarlijksebe inwijding op
den Zondag na St. L a d r e s s . Doch doordien die jaarlijksche gedachtenis of
kerkmis somtijds op den dag van M a b i a Hemelvaart inviel , verschoven
de Bisscboppen van Utrecht de viering van dit feest tot op den eersten
Zondag na het octaaf van S t . L a d r b s s . Door den tijd werd het getal
der altaren in deze kerk grootelijks vermeerderd, onder anderen vond
men daarin de volgende : het altaar van de H, H. C o sm u s en D am i a n o s ,
van den H. N i c o l a a s , van den H. C r i s p u n , van de H. II. V i c t o r en
E l i g i u s , van den H. B a r t d o l o m e u s , van de H. B r i g i t t a , van den H.
F r a n c i s c u s en de H. C l a r a , van de H.H. J o z e u en E l i g i u s , van de H.H.
B o n a v e n t u r a en C a t e a r i s a , van de H. G e o r g i n a , van den H. M a r t i n u s
en van den H .W i l l i b r o r d u s . Daarenboven trof men in deze kerk twee
zeer aanzienlijke kapellen , aan bijzondere personen toebehoorende. De
eerste behoorde aan de Heeren v a n d e r L e c k , waarin een altaar stond
van de H. M a r i a M a g d a l e n a ; de tweede behoorde aan de Heeren
v a n K r ä l in g en . Nog zijn er in deze kerk van tijd tot ijd zeer vele vicarijen
gesticht, waaronder de volgende de voornaamste waren , namelijk : eene
vikarij van den II. Geest, gesticht in 1407; eene van den H. S t e ph
a n u s , in 1479 ; eene van den H. B ar th o lom ed s , in 1483; eene van
den II. E l ig iu s , in het jaar 1500 ; eene van den H. J acob den meerdere ,
in 1508; eene van de H.H. C osmus en D am ia n u s , in 1521; eene van
den H. J ohannes den Evangelist. Er waren ook nog vele ändere* aan
de altaren van de H .H . A n t h o n iu s , N ic o l a a s , J o r i s , M ic h i e l , E w o u d ,
A n d r i e s , J o o s t , enz., waarvan de tijd der stichting onbekend is , doordien
de grondbrieven verloren gegaan zijn. In het jaar 1449 werden
de fundamenten tot den toren geheid , waartoe zeer vele der stedelingen
alle hunne krachten inspa.nden ; zij werden tot den arbeid aangevoerd ,
onder het geschal van pauken en trompetten en onder het dragen van
het vaandel van den H, L a u r en s . De eerste steen werd gelegd door
den Ridder A l b e r t van W a v er en , en de tweede door den H^er A d o l p h ,
Pastoor der kerk. ln het jaar 1490 werd het plein bij den toren , door
de burgerij , voor niet en bij beurten geheid. Dit plein was weleer
een tuin , aan zekeren J an K o uwenh oven toebehoorende. Het bouwen
van den toren werd op onderscheidens tijden en wel in de jaren 1543,
1613 en 1619 voortgezet. Hij stond toen tot in het jaar 1645, als
wdnneer men bevond, dat het houtwerk vurig en voor een groot gedeelte
vergaan was. Men brak dit .derhalve op ruim dertien eilen a f , en
metselde den toren weder, tot eene gelijke hoogte, op ; deze veran-
deringbragt het gebouw, hetwelk drie honderd zes en twintig trappen
boog was, en daardoor ook de kerk niet weinig in gevaar, want de
fundamenten te zwak zijnde, voor deze zwaarte, deed een westelijke
storm dien ruim een el naar het noordoosten overzakken. Deze vrees-
selijke gebeurtenis viel voor op eenen Zondag, onder het houden van
de godsdienst. Door den bouwkundige N icolaa s J e r em ia s P ersoo ns werd
toen het reusachtige plan gevormd, om de fundamenten te ontblooten,
waarmede men in het jaar 1651 eenen aanvang maakte, door de oude
fundeerplaten en masten, welke geheel vergaan waren , op te graven;
de toren zoo lang door de zwaarste schoren , die te bekomen waren ,
te ondersteunen en vervolgens in den omtrek vier of vijf honderd greinen
palen tot op het welzand te heijen; deze met zware kespen te
vereenigen, hicrop het nieuwe fundament te leggen en vervolgens de
bujtenmuren door zware steenen beren te versterben, waarna men in
het jaar 1651 , toen alles van onderen degelijk verzorgd was, ter ver-
bazing van de geheele wereld , den toren weder drie en eenen-halven
voet van het Noordoosten naar het Zuidwesten overwond en hem dus
weder lijnregt in zijne vorige houding zette. Dit kunststuk werd tus-
schen 1651 tot 1655 ten uitvoer gebragt voor eene som van honderd
twaalf duizend zeven honderd gülden i welke geheel van stadswege
werd betaald. Toen men nog eenige jaren later, en wel in 1 6 6 0 , de
zekerheid bekomen had, dat het nieuwe fondeerwerk aan het oogmerk
beantwoordde , begon men het speelwerk te vervaardigen, hetwelk he-
den nog in den toren gevonden wordt, en uit twee en dertig klok-
ken bestaat, Melke te zamen zestien duizend Nederlandsche ponden
wegen. De kerk was, nog in het midden der vorige eeuw, voorzien
van twee orgels ; doch het kleinste is weggenomen. Het groole
orgel is een schoon stuk werks, dat men in het jaar 1642 begon te
vervaardigen en waarmede men zieh tot in 1644 onledig hield ; het is
in 1828 en in 1844 verbeterd en nu eene der schoonste van ons Va-
derland , dat niet weinig tot versiering van de ruinie, op acht en twintig