7 6 2 RU r.
spoedig in hevigheid toenam, dat in minder dan 2 uren tijds, 19 Ir.,,
bewoond door 22 huisgez., uitmakende ISO personen, met het grootste
gedeelte van de have der bewoners vermeid werden."
RUINEN (DE ABDIJ-TE-), voorm. abdij , prov. Drenthe, in het
d. Ruinen.
Deze abdij werd bewoond door Benedictijner Monnikcn, cn is ver-
raoedelijk het oudste gestiebt van dien aard , dat in Drenthe aanwezig
is geweest. Men kan echter niet bepalen, wanneer het ontstaan
is. Het oudste stuk, waarin men iets daarvan vermeld vindt,
hondt in : dat er verschii was ontstaan , tusschen den Abt en de
broeders van het convent te R unen , ter eenre — en de gebroeders
J ohannes en L a u r e n t iu s , ter andere zijde, over het veen genaamd
Bu d d i gwo l t , tusschen Mickelhorst en Arneslot gelegen. Dit,verschii
werd, door partijen, ter beslissing overgegeven aan J ohannes , Ferbi
Crucis Minister (ook genaamd Ferbi Crucis ex Legato) en Kannnnik te
Osnabrngh, mitsgaders aan den Heer F r e t h e r ie u s van C o ev o rd en en aan
J ohannes van P e t h e , welke het hebben beslecht en , op de volgende
wijze, tusschen de twistvoerende partijen geschikt, dat het convent zijn
regt op het veen of broek geheel vrij afslond aan de gebroeders J oh ann
e s en L a u r en t iu s , welke daarentegen gehouden waren , om jaarlijks
aan het convent, in vergelding daarvoor, uit te keeren zeven mudden
rogge en zeven mudden haver, Groninger maat, van het huis in Twin-
glo. Doch het veen van Arneslot tot aan R unen toe , zoude, zoo wel
aan het convent als aan de andere Markgenooten , gemeen blijven. Deze
uitspraak is gedaan te R u n e n , op St. Gallusdag van het jaar onzes
Heeren 1036, en bezegeld door B ............... Abt van R u n e n , J o h a n n e s ,
Ferbi Crucis ex Legato en F r e th e r ic u s , Ridder van Coevorden.
In het jaar 1141 schonk H e r b e r t van B ierum , de zes en twintigste
Bisschop van Utrecht, op verzoek van O t t o van R u n e n , Leenman van
de St. Maartenskerk te Utrecht, aan de kerk der H. M a r ia te Runen,
de kerk te Steenwijk met al bare tienden , welke genoemde O t to in
leen hield , vrij van alle pacht, valken enz., en zulks om den Broeders
Monniken te Runen, welke de regelen van den U. Benedictus getrouw
wenschten na te leven, een gemakkelijker , of liever meer onbezorgd
leven te verschaffen. •
ln eene acte van den Utrechtseben Elect, O t to II v a n d e r L i p p e ,
van den jaren 1216, wordt van den Abt F r e d e r ic u s mitsgaders van
de broeders en het klooster van Runen gesproken.
Uit deze en andere stukken blijkt derhalve duidclijk , dat , immers
tot aan het jaar 1215 toe , te R uin en is geweest eene abdij van Bene-
diclyner Monniken, aan de H. Moedermaagd toegewijd, welke reeds
ten jare 1036 heeft bestaan. Maar in stukken van latere dagteekening
vindt men vermeld, dat er ook Geestelijke Dochters of Nonnen in
het convent te R uin en zijn geweest. In eene oorkonde van O t to van
d e r L ip p e , den vier en dertigslen Bisschop van Utrecht , van het jaar
1217 wordt gewaagd van de broeders , de znsters en de kerk te Runen ;
O t t o III van H olland , de zes en dertigste Bisschop , heeft, bij openen
brief van het jaar 1246 , bevestigd de giften , door O t to van R u n e n ,
leenman der Ütrechtsche kerk , voorheen aan het klooster gedaan , en
zulks op het verzoek van den Abt , de Dochters, de Priorin en het
Convent (Conventus Sanctimonialium) in Runen. Of derhalve , om dezen
tijd reeds, het Convent te R uin en in eene abdij van Nonnen is veran-
derd, dan wel of het toen geworden is een zoogenaamd dubbel klooster
van Monniken en Nonnen tevens, valt niet met zekerbeid te bepalen.
R U I. 765
Zeker gaat het, dat J an van D i e s t , de vijf en veerligsle Bisschop
van Utrecht, in het jaar 1323, op het verzoek en aanhouden van den
Abt en zijne Conventualen — welke klaagden , dat het dorp R u in en , door
de aldaar heerschende drukte en door den ougemeenen toevloed van
inenschen , die er zieh nederzetteden , voor het verblijf der kloosler-
lingen eiigeschikt was geworden , — de vereischte magtiging verleende ,
om het klooster der II. Maria te Runen van de Benedictyner-orde, met
alle zijne vrijheden , voorregten en geregtigheden , zoo als het convent,
die tot daarloe had bezeten, naar Dickeninghe, eene stille, afgezon-
derde, doch aangenaam gelegene plaals, over te brengen, uit overwe-
ging, dat de zamenwoning en veelheid van menschen den klooster-
lingcn aan ziel en ligehaam schadelijk was, aangezien deze , uit den aard
der klooslerlijke inslellingen en naar den regel van de orde, waarloe zij
behooren, tot een stil, eenzaam en streng leven zijn gehouden. In dezen
brief, waaraan ’s Bisschops groot zegel was gehangen , belooft deze
dat het convent niet zal worden verkort in de regten , welke het zoo
te jluiNEN als elders, bezat.
Het klooster te R uin en schijnt ook nog eenigen tijd in wezen te zijn
gebleven , en zal wel langzamerband te niet zijn gegaan , naarmate het
kloostergcbouw te Dickeninge werd opgetimmerd , en de conventualen
aldaar konden worden opgenomen en gehuisvest. ln 1334 was het al-
thans nog aanwezig, daar, volgens eenen brief, deslijds afgegeven de
grove en smalle tienden , benevens het regt van herberg in het vlek
Halen , aan J ohan den Abt van Runen en van Dickenynghe werden
overgedragen. Op den 12 September 1347 heeft J an van A r k e l , de
zeven cn veerligsle Bisschop van Utrecht, te Vollenhove eenen ban-
briefuitgevaardigd , tegen allen en een iegelijk , die den Abt', den Prior
en de kloosterlingen van de conventen derBenedictvnerordete Di c k e ninge
en te R uinen met scheldwoorden , wapenen of ander wereldlijk
geweld en vijandelijke aanvallen , in hunne personen of goederen , belee-
digingen aandeden of nadeel toebragten. Ook nog in eene oorkonde
van 1367 wordt van den Abt van D i c k en i n g he en van R uinen gesproken
; raaar in stukken van lateren tijd vindt men van het convent tc
R u in en niet verder gewaagd.
Yan het kloostergebouw te R u in en is weinig of niels meer overo-eblc-
ven ; allecn is er nog te vinden een gedeelte der gracht, waarmede
het schijnt te zijn omringd geweest. Even ten Oostcn van de tegen-
woordige predikantswoning, welke, door den daarbij behoorenden hof
gemeenschap heeft met het kerkgebouw , buken twijfel de voormalige
abdijkerk, ligt eene streek gronds , waarop twee boerenwoningen staan
en welke alsnog h e t Kl oos t e r heet. Men vermoedt, dat aldaar de
Conventualen hunne woonplaals hebben gehad; dat de grond, tusschen
het alhier gestaan hebbendc gebouw en de kerk gelegen , vroeger tuin
en boomgaard is geweest, en dat de hedendaagsebe behuizing van den
Predikant, eerlijds de wedeme (wheeme, pastorij) van den Kerspel-
priester. te R uin en , gemaakt is van het voormalig woonhuis des Abts
of van het brouwhuis en den kelder, bij de abdij behoord hebbende (1).
RUINEN (HET HUIS-TE-) of den O l d e n h o f , ook wel O I d e n h a v e ,
voorin. havez. in de heerl. Ruinen, prov. Drenthe, arr. en 6 u. Z. Z. W.
van Assen, ,adm. en judic. kant. en l£ u. N. W. van Iloogeveen,
gern, en | u. Z. W. van Ruinen.
, (1) lie ß , die meer oíntrent dezé ätodij verlangen te wélen , verwijzen -wy naar: De voormalige
kloQ8lers in-Drenthe; gééfhieclJiimdig beschouwd door J. S. MAG.ni« , bl, 13~38.