‘f.
M.
T$>9
Dit buit. beslaat eene oppervlakte van 2 bund. 1 v, r. 27 v, eil.,
en wordt tegenwoordig in eigendom bezeten door den Heer J ohannes
H ermands van W e n s e n , woonacbtig te Soeterwoude.
RIJNSVVOUDE , d. in Eemland, prov. Utrecht. Zie R e n sw o e d e .
RIJNVLIET, buit. in bet N ederkwartier der prov. Utrecht, arr. en
1 u. Z. W. van Utrecht, kant. en 1 n. van IJsselstein, gem. Ou-
J den- Rijn.
A Dit buit., bestaande, behalve uit beerenhuis en verdere getimmer-
len, uit boomgaard, wei- en booilanden, beslaat eene oppervlakte van
1^29 bund. 95 v. r.
RIJNVOÜRT, buit. rn het Overkwartier der prov. Utrecht, arr. en
4 u. Z. ten W. van Amersfoort, arr. en 1J u. N. van JPijk-bij-
Duurstede , gem. Over-en-Neder-Langbroek , nabij Neder-Langbroek,
waartoe zij beboort.
Dit buit. wordt thans in eigendom bezelen door den Heer I. H. van
L u n d e n van L u n en b b rg .
RIJNWETERING(DE), waterleiding op de Over-Betuwe, prov. Gelderland,
die onder Angeren uit een wetering voorkomt, voorts de gem.
Remm e l , Ei s t , Valburg en Hemmen , in eene westelijke rigting,
doorloopt en zieh , onder A n d e i s t , met de Wa a lw e t e r i n g ver-
eenigt, om de Linge te vormen.
RIJNWIJK, buit. in het Overkwartier der prov. Utrecht, arr. en
3 u. Z. W. van Amersfoort, kant. en | u. N. W. van Wijk-bij-
Duurstede, gem. en \ u. Z. van Zeyst , in de heerl. Sloetwegen,
aan den Kromme*Rijn.
Dit buit. komt reeds als een hof voor, op den 1 April 1003 , als
wanneer B a l d e r ik , Graaf van Hameland, en zijne huisvrouw A d e la het
aan de Abdij van Duits schonken , in 1 2 5 6 , werd zij echter door
O t to Graaf van Gelder gekocht.
In 1725, kwamende l’roost der Luxemburgsche abdij O rvae en ongeveer
veertien kloosterbroeders , die uilhoofde hunner Jansenistische gevoelens ,
hunne abdij hadden moeten verlaten, hier eene schuilplaats zoeken.
Zij hebben er ook vele jaren in kloosterlijke eenzaamheid doorgebragt.
Het beslaat , met de daartoe behoorende gronden , eene oppervlakte
van 170 bund. 32 v. r., en wordt thans in eigendom bezeten door den
Heer M r. J an K o i , woonachtig te Utrecht.
RIJNWIJKSCHE-VAART (DE), water in het Overkwartier der prov.
Utrecht, dat zieh , nabij Rijnwijk, in den Kromme-Rijn uilstort.
RIJNZATERWOUDE, d. in Rijnland, prov. Zuid-Holland. Zie
R ijn s a t e r w o b d e .
RIJNZIGT ofRnusziGT, voorm. buit. in het Nederkwartier der prov.
Utrecht, arr. en 1 u. Z. ten W. van Utrecht, kant. en 1 u. O.N. 0 .
van IJsselstein, gem. en 40 min. N. 0 . van Jutphaas.
Dit voorm. buit., beslaande met de daartoe behoorende gronden , eene
oppervlakte van 12 bund. 16 v. r. 60 v. eil., wordt thans in eigendom
bezeten en bewoond door H. d e W it , en is ingerigt tot een kofllj-,
thee-, wijn- en roombuis.
RIJNZIGT, buit. in Rijnland, prov. Zuid-Holland, arr. en J u.
W. van Leyden, kant. en 2 u. Z, van JVoordwijk, gem. Oegstgeest-
en-Poelgeest.
Dit buit. beslaat, inet de daartoe behoorende gronden, eene oppervlakte
van 62 v. r. 85 v. eil.
RIJP (DE), kerk.'ring., prov. JYoord-Holland, klass. van Alkmaar,
bevattende de volgende acht gem.: de Ri jp, Gr ö o t - S c h erm e r ,
O o s t - e n -West -Graf t d i j k , Ou d o r p - e n -Ot e r l e e k , Dr i e h u i -
z en- en-Zui d -S ch er m er , Sch er merb o r n , Graft enBedi j k l e -
S c h e rme r , welke door 8 Predikanten bediend worden, 11 kerken
hebben en ongeveer 4500 zielen , onder welke 1900 Ledematen , teilen.
RIJP (DE), gem. in het balj. van de Nieuwburgen, prov. Noord-
Holland, arr. Hoorn, kant. Purmerende (6 k. d ., 19 m. k., 4 s. d.)j
palende N. aan de gem. Zuid- en Noord-Schermer, 0 . aan de Beem-
ster , Z. aan Jisp, W. aan Graft.
Deze gem., welke vroeger met de gem. G r a f t vereenigd was, is
in het jaar 1605 daarvan afgesebeiden en maakt thans eene afzonder-
lijke gem. uit, welke uit het d. de Rijp en een gedeelte van den
Ei la n d s-p ol d e r bestaat. Zij beslaat, volgens het kadaster , eene
oppervlakte van 370 bund. 69 v. r. 34 v. eil., waaronder 355 bund.
7 v. r. 81 v. eil. belastbaar land. Men telt er 359 h., bewoond door
450 huisgez., uitmakende, volgens de laalste algemeene telling van
bet jaar 1840, eene bevolking van 1980 inw., welker getal thans tot
zeker boven de 2000 is aangegroeid, die meest hun bestaan vinden
in den handel. Ook beeft men er 1 likeurstokerij , 3 leerlooijerijen,
1 taanderij , 1 lijnbaan , 1 garenspinnerij , 2 scheepstimmerwerven ,
2 kleederverwerijen, 2 kaarsenmakerijen, 1 mostaard-, 1 hennep-,
1 koren-, 2 grut- en 2 houtzaagmolens ; alsmede 5 veerschuiten.
Vroeger maalate men er veel werk van de haringvisscherij de wal-
vischvangst en de onderscheidene neringen, welke daar mede V e r bünden
zijn. De eerste wordt er nu nog met zeven schepen aange-
houden , waarvan zes in eigendom behooren aan den Heer J an B oon
Junior , den vermögendsten inwonep der plaats , die in hijna negentig
jarigen ouderdom nog met lust en ijver dezen voorvaderlijken tak van
welvaart, blijft handhaven , hoezeer zulks in de laatste jaren met aan-
merkelijke verliezen is gepaard gegaan. De walvisebvangst is in de
Rur geheel te niet.
De Herv., die er ruim 930 in getal zijn , onder welke 500 Ledematen ,
maken eene gem. uit, welke tot de klass. van Alkmaar, ring van de
R ijp , beboort. Vroeger was'd e R i j p , ook kerkelijk, met Gr a f t vereenigd
(zie dat woord). De eerste, die na de afscheiding in 1622 in
d e R i j p het leeraarambt beeft waargenomen , is geweest A n t b o n y H a-
r i n g h o e k , die in het jaar 1622 berwaarts kwam, en in bet jaar 1629
naar Amersfoort vertrok. Onder de in deze gem. geslaan hebbende
leeraren , verdient bijzonder melding de Godgeleerde S a lo m o n v a n T ie ,
die er van 1676—1682 stond , en als Hoogleeraar te Leyden den 1 November
1730 overleed. Het beroep geschiedt door den kerkeraad.
De Doopsgez., van welke men er 360 aantreft, onder welke 170 Ledematen
, maken eene gem. uit. De eerstp, die uit de broederen der
gem. hier het leeraarambt hebben waargenomen , zijn geweest S imo n
M ich ie l szo o n en C o r n e l is M ic b ie l s zo o n van 1577 tot 1597. De eerste
beroepen Leeraar van buiten de gem. was A n t b o n ie d e V r i e s , die in
het jaar 1770 van den Hoorn, op Texel, berwaarts kwam, en den
20 Augustus 1771 naar Zaandam-Westzijde vertrok. Het beroep geschiedt
door de leden der geraeente. Als een blijk van welvaart der
Doopsgezinde gemeente in de R i j p dient, dat er voor kerk noch armen
, onder of na de godsdienst gecollecteerd wordt.
De Evang. Luth., van welke er 120 wonen , maken met die uit de
burgerl, gem. G r a f t , No o r d - e n - Z u i d - S c h e rme r , S c h e r m e r -
horn en het westelijke gedeelte van de Be em s t e r eene gem. ui t ,
die ongeveer 140 zielen en onder deze ongeveer 80 Ledematen t e lt ,