geweest W il l em O o s t e r z eb , die in het jaar 1888 herwaarts kwam en-
er in het jaar 1894 nog in dienst was , doch er later overleed Het
beroep geschiedt door den kerkeraad. De ke rk van R henen , een
der oudste kerken van het Sticht van Utrecht, moet reeds voor
den aanvang der elfde eeuw gebouwd zijn, zonder dat inen regt
weet , wie er de stichter van geweest zij. Zij was toegewijd aan da
H. C on erà , en werd daarom deCunera’s- of Rui n erskerk-genoemd,
terwijl zij ter eer van die Heiligedrukbezocht werd. In deze kerk waren
onderscheidene vikarijen. Als de kerk open stond werd zij vergeven door
den Graaf van Benthem ; doch Graaf E g b e r t , wiens vader O t to in de orde
der Tempelieren was overgegaan, heeft, in het jaar 1277 , onder. J ohan
van N a s sa o , den negen en derligsten Bisschop van Utrecht, zijn regt
aan de Tempelieren overgegeven. Na dé Reformatie is de kerk daar-
van afgesclieiden ; dan , de goederen dezer kommanderij staan nog onder
de besturing van eenen der Kommandeurs dezer orde , die uit de in-
komsten zijne prebende geniet. Deze kerk praalt inet eenen zeer hoo-
gen toren , dat een kunststnk van bouworde is en naar den domtoren
le Utrecht zweemt, hebbende, zoo wel als deze, drie omgangen. Hij
is veel later dan de kerk, en daarbij zeer langzaam, gebouwd , zoo dat
men negen en dertig of veertig jaren daaraan gearbeid heeft, iijnde
begonnen in 1492, zoo als blijkt uit het volgende opschrilt op den
noordermunr in het portaal :
DESEN TOORN IS BEGÖNNE .
TE BOUWEN DAAGS VOOR PANC-
RAS, SYNDE D XI MAYO IN DEN
JARE 1492 ;
doch hij werd niet vóór 1851 tot volkomenheid gebragt , hetwelk te-
zien is aan een op Schrift, op den zuidermuur in het benedendeel des
torens, in eenen steen uilgehouwen , waar men leest :
ANNO MDXXXI,
DEN XXVIII MAYO
IS DESSEN THO
VOLBOUT.
Het iszeer waarschijnlijk , dat de onkosten van dezen torenboiiw voor een
grool gedeelte door weldadige giften zijn bestredeii geworden , alsmede
dat velen zonder geldelijke belooning daaraan gearbeid hebben, en der-
lialve de onkosten van dien aanbouw niet zeer bezwarend voor deze
stad zullen geweest zijn ; dit altans mag daaruit worden afgeleid, dat
den 20 September 1455, en dus niet lang voor de onderneming van den to-
renbouw, door den Kardinaal N icolaas de C osa alle degenen , die tot opbou-
wing, versiering, vergrooting en verbetering van het kerkgebouw hunne
milddadigheid hadden bewezen en daaraan honderd dagen geholpen
hadden , van alle kleine bedevaarten voor altijd zijn onlslagen geworden,
gelijk zulks blijkt uit een, onder bet archief der stad'berustcnd,
stuk , in de Latijnsche taal geschreven ; weshalve men zou mögen aan-
nemen, dat gelijke milddadigheid en medcbulp ook wel ten dienste van
den kort daarop gevolgden torenbouw zullen zijn aangewend geworden.
Deze toren heeft een goed uur- en aangenaam speelwerk. De omgangen
worden naar boven toe regelmatig dunncr. Op den bovensten
Irans Staat eene zeskant tocloopende spits , waar boven men een lantaarn-
torentje met windwijzer ziet. De kerk prijkt m?t een fraai orgel, dat
reeds in 1527 vervaardigd en in 1757 vernieuwd en verbeterd is.
Vóór de Reformatie had men hier ook nog de volgende geestelijke
gestiebten: het 'Augu sti jner- of St. A g n i e t e n - k l o o s t e r voor
Regu l i e r e Kanunni k e s s e n , later tot een P a l e i s van denPaltz-
praaf F r e d e r ik V , Koning van Bohemen, afgestaan , en eene Kom-
manderjj der Dui t sc he o rd e, tot de balie van Utrecht behoorende.
O o k had men er vroeger een Gas t h u i s k e r k j e , waarin echtergeen
dienst gedaan werd, en ter wederzijden van welke zes woningen waren
geschikt vöor behoeflige burgers, mannen en vrouwen , die aldaar uit
de inkomsten der wees- en gasthuisgoederen onderhouden werden.
Voorheen had men er eene Lat i jns che s c h o o l , doch deze heelt,
sedert ongeveer zeventig jaren , opgehouden te bestaan , wordende het
thans gebruikt tot Stads school , waarin tevens onderwijs in de Fransehe
taal gegeven wordt.
R h e n e n is de geboorteplaats van H e rm a n R u » , welke een werk m
het Lalijn geschreven heeft, over het leven en het eerhjk gedrag der
kerkeliike persoonen, hetwelk, met meer andere traclaaljes over het
zelfde onderwerp , in het jaar 1551 , te Bazel gedrukt is, en van G e r a r d u s
L i s t r i c s ( G é r a r d L u s t e r ) , die mede in de zestiende eeuw bloeide. Van
dezen laatste , d i e e e n geneesheer-was, . heeft men behalve onder-
sebeidene andere werkjes , eene uitlegging over den L o f der Zotheid
van den vermaarden E r a s m u s , wien echter deze uitlegging luttel be-
haagde omdat er dingen in geopenbaard werden , welke hij licver nog
bedekt gehenden zou hebben. Ook is er nog eene körte Beschrijmng
der Provincie Utrecht van dezen L i s t r i u s , in Latijnsche verzen , voor-
handen, welke, onder anderen., achter B u c h e l i u s uitgave der Chronyke
van H e d a , in het licht gegeven is. Hij prijst daarin , » de inwoners
» zijner geboortestad als schrander en dapper, eu getuigt, dat er ,
» rondoin R h e n e n 9 schoone gelegenheid is lot de lierten- eu wilde zwij-
» nenjagt.” , .
De inval van den Aartshertog M a s i j u l i a a n , in Gelderland, die in
1480 ondernomen werd, deed die van Utrecht duchten voor R h e n e n ,
waarom de Raad, in April besloot, deze stad de vereischle hulp toe
te zenden. Ook zond men eerlang zes haakbusschen van Utrecht
derwaarts, doch de stad leed , ten dezen tijde, geen nadeel. ^
R henen was ook onder de steden van het Sticht, welke zieh , in het
jaar 151 9 , met F il if s van B obrg o n d ie , den zeven en vijftigsten Bisschop
van Utrecht , verbonden tegen de Gelderschen , die , den 14 November
1527 , de stad bij verrassing innamen , hetwelk zieh op deze wijze
toedroeg. J acob Tok 9 een Gelderschruan , in een gehucht nabij R hen en
woonachtig 5 en , o<n zijnen ouderdom , zonderlingcn aard ? en groote
goederen y zeer gezien bij de ingezetenen der stad 9 bad 9 weinige dagen
voor dat zij verrast werd 9 zijne mecste en voornaainste tilbare have
derwaarts gebragt 9 oni die voor de naderende Geldersche knechten te
beveiligen. Wat later verzocht liij 9 tot onderhoud van zijn vee ,
betwelk ook in de stad gedreven was , nog twee wagens met koren-
stroo te mögen naar binnen voeren, hetwelk hem vergund werd. Doch
de wagens werden zoo boog beladen 9 dat zij in de Bergpoort, welke
toen oni zijnent wii geopeftd was ? oisekoon men die anders 9 uit vrees
voor de Gelderschen , dag en nacht gesloten kield 9 steken bleef. Eenige
Gelderschen die zieh hieromtrent in bet kreupelbosck verstoken hadden
, door eenen hoop boeren uit de ßetuwe bijgeslaan 9 spropgen hierop
voor den dag, vielen ter poorte in en overrompclden de stad in eenen
oogenblik. Twee burgers geraakten, bij deze gelegenheid, om het
leven en een werd er gekwelst. Hertog K a r e l van G e l d e r kwam 9
den volgenden dag, in de stad 9 voor welker verovering hij den Hemel
plegtig deed danken. In Juüij des volgenden jaars 9 verliet de vijand