echter thans minder gaande, scdert bet Bord voor een gedealte is
bebonwd , en elk ingezeten weet, hoeveel schapen en ganzen hij na
gelang zijner hoeve houden mag. Daar de Peel niet ver af l igt, is er
overvloedig turf, waarmede men de binnenwanden der huizen op*
met seit.
De inw., die er alle R. K. zijn , onder welke 530 Communikanten,
maken eene par. uit, welke tot bet apost. vie. gen. van 's Hertogenbosch,
dek. van Cuylt, behoort. De kerk, aan den Q. R ochus toege-
wijd, is een modern gebouw, met eenen koepeltoren en van een orgel
voorzien. Op den Patroondag is hier bedenvaart van de bewoners
der omstreken.
RIJKE-WATER of R i jk e -W averen , b. in Amstelland, prov. Noord-
Holland, arr. en 1 | u. Z. van Amsterdam, kant. NieuwerAmstel,
l f u. Z. 0 . van Amstelveen, gem. Ouder-Amslel, 20 min. van
Ouderkerk.
Men telt er 41 h. en 230 inw., die meestql van de melkerij be-
staan, behalve eenige geringere lieden , die melk en boter ter markt
naar Amsterdam brengen.
De inw. verbalen, dat dit gedeelte van de Ronde-Hoep weleer, be-
paaldelijk vöör en tot den jare 1672, den naam van S chamele-
W aver droeg en dat het den naam van R ijk e -W aver bekomen beeft
bij gelegenbeid , dat de Franseben, ten gezegden jare, aldaar en in
den omtrek brandschatting uitscbrijvende, deze op geen plaats zoo in
haar gebeel opgebragt werd als hier, waardoor Het zieh, in plaats van
den naam van arm te verdienen, betoonde rijk te zijn en derhalve toen
ook dien naam verkreeg; doch andere berigten spreken zulks volstrekt
tegen, verzekerende, dat er geene aanteekening voorhanden is , waar-
uit zoude kunnen blijken, dat de Franschen, in 1672, de R ijk e -
W aver een bezoek gegeven hebben.
RIJKE-WOUD, d . in Helfland, p r o v . Zuid-Holland. Zie W obd.
RIJKSDORP-WRAK, eil. in Oost-Indie, in de Zee-van-Java, ten
Z. van het eil. Celebes.
RIJKS-EWIJK, d. in het Rijlc-van-Nijmegen, prov. Gelderland.
Zie E w i jk .
RIJKSWALD o f R eichswaid, aanzienlijk bosch, gedeeltelijk in Gelderland
en gedeeltelijk in Pruissen, betwelk, -J u. Z. 0 . van Nijmegen
, op de hoogte van Ubbergen, een aanvang neemt en zieh verder
in die zelfde rigling uitstrekt, tusschen den nieuwen Cleefschen rijweg
en de Mookerbeide tot over de grenzen van het koningrijk, waarvan
bet Nederlandsch gedeelte bekend is onder den naam van Neder-
r i j k s c h e -waid (zie dat woord).
Het is ten hoogste waarschijnlijk, zoo niet bewezen , dat het R ijk -
wald , eene bezitting van den Keizer, aan den Hof (Villa) van Nij-
wegen gehecht was , hoewel het niet gelijk daarmede, aan de Graven
van Gelre overgegaan is. De Graven van Cleve bezaten aldaar ook
eenige regten , en boewel de zaak niet ten eeneroaal tot klaarbeid kan
gebragt worden, zullen wij niet te min melden, hetgeen daarvan ge-
vonden wordt. Hoe verre R ijkswald van ouds zieh uitstrekte, is on-
mogelijk te bepalen ; maar zeker zal de omvang van deze wildernis-
sen , eer de bevolking zoo sterk toegenomen was , en men de velden
vruchtbaar gemaakt had, grooter geweest zijn , dan in latere dagen.
Men vindt deswege aangeteekend, dat dit bosch zieh tot digt bij Nijmegen
aansloot, en dat, volgens oude Schriften, op bet slot van Hoemen
bewaard, de burgers van Nijmegen geregtigd waren , al het dorre hout
te sprokkelen, ook bet groene hout, dat zÿ met de hand buigen konden T
met de andere af te hakken, daarenboven alle takken, welke zij op
hunne kar slaande bereiken konden, mogten zij afhouwen, maar klommen
zij op het rad, alsdan werden zij voor vijf marken (1 guld. 8 7 j cents)
beboet. De Keizers lieten het R ijkswald door Waldgraven , Syndici fores-
tales genoemd, beheeren. De Heeren van Gboesbeek bezaten weleer deze
waardigheid, of liever , de boeve Groesbeek werd in 1040 door Keizer Hendrik
III aan den Waldgraaf, Syndico forestario geschonken. Deze en zijne
nakomelingen hebben de crfelijkheid aan zieh gebragt, want uit beëedigde
bescheiden van het jaar 132 9 , blijkt, dat de Heeren van G roesbeek,
te allen tijde in het R ijk sw a ld , den K elwald genoemd, Waldgraven,
JYemoris comités, geweest zyn j dat geen Waldforster in bediening
aangesteld werd of hÿ moest te voren 18 penningen aan den Heer be-
talen , en hem zweren de waldreglen te zullen achtervolgen ; dat de
Heer van Groesbeek ook eenen Erfforster mögt benoemen , in alles den
andere gelijk ; dat alle panden moesten gebragt worden op het Hof te
Groesbeek, om aldaar gesloten te worden naar Waldsregten ; dat de
Heeren van Groesbeek altijd hun slag van timmerhout en van brand-
hout in het wald gehad hebben en aldaar hunne varkens mogten mes-
ten ; ook dat zij met de Försters het hoog en laag regtsgebied in bet
W ald oefenden, betwelk zij van de Keizers ter leen hielden.
Nog meer, Keizer K arel IV beleende, den 26 Julij 1339, J ohan
van Groesbeek, met den hof te Groesbeek, met de kerkgifte aldaar,
en met het waldgraafschap van K elwald, den Hertog van Gelre be-
velende , hem alle de voorregten , welke zijne voorouders gehad hebben
, te laten genieten. In beleeningen der volgende Heeren van Groesb
e ek , door de Hertogen van Gelre, worden altijd uitgezonderd zoo-
danige regten en goederen, als zij van bet rijk hielden. Ook woon^
den die Heeren, als Waldgraven, op een slot bij Watemerbrug. Het
is te vermoeden , dat deze regten , door de overmagt der Geldersche
en Cleefsche Torsten, meestal verdwenen zijn. Reeds vroeg oefende
de Graven van Gelre, den forst- en jagtban in bet R ijkswald en om-
liggende streken, ten minste in 1201 schonk Graaf O tto I aan de
kerk van Bedbur al het regt, dat hij had in zijne wildbaan, bij het
kloosler, tusschen twee wegen , tot aan Lakesdaal, en het is aanmer-
kelijk, dat D iederik, Graaf van Cleve, reeds te voren, in 116 2 , al
het land met de tienden , bij het klooster, tusschen twee wegen , tot
aan Lakesdaal, dus 1er zelfder plaatse gelegen, aan de kerk opgedra-
gen had, om het , van distels en doornen gezuiverd , vruchtbaar te
maken. Echter, uit bijkomende omstandigheden en latere verdragen
kan men niet ontkennen, dat de Graven van Cleve , even als die van
Gelre, tot het R ijkswald , hetzij door beleening of door pandschap ,
geregtigd zijn geweest. De verschilten daarover waren oneindig, en
telkens vindt men voorwaarden van schikking. Dus werd , den 2o Junij
1 2 3 7 , bepaald , dat de Graaf van Cleve 1200 varkens 'sjaars, gedu-
rende zes jaren, in het R ijkswald zal mögen zenden , ten zelfden
regte als dus verre ; onverminderd echter beiderzijdsche voorregten
cn eischen, hetwelk, den 5 September 1266, voor acht jaren verlengd
is j maar geeri1 der beide Graven zullen i n het R ijkswald hout rooijen,
noch land aanmaken. _
Hieruit kan men eenigzins besluiten, dat de Graaf van Cleve oude
regten bezat en dat de Graaf van Gelder nieuwe regten, mogelijk te
gelijk met bet pandschap van Nijmegen, verkregen had ; dit wordt
nog waarschÿnlÿker, uit het verscbil, dat toen tusschen Graaf O tto en