jy dikwils de gevaarlykfte Toevallen en de Dood,
A fdeel, zonder eenig denkbeeld van Venyn.
XII. Zie hier,wat men van de GeRalte zegt. Hy heeft
stukT ^et Lyf-langwerpig, fchraal of rank,hooger dan
Geftalte. breed ; dat is op Zyde famengedrukt, gelyk
LV-,ni' ook de Kop, boven op welken de Oog en zeer
digt aan elkander (taan. De Zyden zyn met
ftreepen, ten deele g e e l, ten» deele bruin, die
van bet midden van de Rug naar den Buik
fchuins neerloopen , getekend.-' De Schubben
zyn dun en klein : de Kop niet groot. Aan
het Agterhoofd Rellen fommigen maar ééne Rekel
wederzyds, gelyk Klein , die hem Cary-
(iion noemt. In de eerRe Rugvin heeft men 5
o f 6 ; in de tweede, die tot aan de Staart loopt,
30 o f 31 Beentjes, . in de BorRyinnen 15 o f
16; in de Buikvinnen 6 , in de Aarsvin 3 0 ,3 2
o f 34, en in de Staartvin 12 Beentjes geteld.
In onze Zee, zegt R o n d e l e t io s , dat is in
de Zee van Provence, overtreft deeze Vifch
geen groote Span, doch in de Oceaan bereikt
hy lbmtyds de grootte van een Elle. Dien wy
te Venetie befchreeven, niet uitgezogt maar
b y geval ons toegebragt, verhaalt W il l o ü g h -
e y , hadt .de langte van byna vyftien Duimen.
Eene Verlcheidenheid wordt ’er , zo L. T .
G ronovius getuigt, van den Pieterman gevonden
, die naauwlyks langer dan vyf Duimen
i s , hebbende in de voorRe Rugvin 6 , doch
in de agterfle maar 20, 22 o f 24 Beentjes :
in de Buikvinnen 6 , in de BorRvinnen 14 ;
in
in de Aars vin 25 en in de Staartvin 15 Beentjes.
O f de Pieterman van de Ouden Vivius genoemd
werde, wegens de vlug- en levendig,
heid, waar mede hy in allerley Vuil tragt weg
te kruipen, en zig verbergt, zo dra hy is gevangen
; blykt my zo min, als o f het de Ni»
qui der Brafiliaanen z y , van de onzen aldaar
Pieterman genaamd, die zig in ’t Zand verborg
•als de Smelt, kwetzende de Voeten door zyne
Stekels; gelyk Marcgraaf getuigt. Onze Pieterman
, zegt de oude Heer G ronöviüs , i*
een Zee - Vifch, die menigvuldigR voorkomt ia
Juny en July , op onze Markten gebragt
frordt en voor \ Gemeen tot Spyze Rrekt (*).
De jonge Heer, zyn Zoon, zegt, dat degee-
ne die op zyde met menigvuldige , blaauwe en
bruine, fmalle fchuinfe Streepjes getekend is ,
hebbende op de Rug een overlangfe fcherp gerande
Groef, veel voorkomt in de Noordzee ( f ).
Thans fpreekt zyn Ed. niet van de gemelde
met zes Beentjes in de voorRe Rugvin; waar op
hy hadt laaten volgen, dat ons Strandvolk een
verbaazende menigte van deezen Vifch, jaarlyks,
op onze Markten brengt, en aldaar verkoopt
onder den naam van Pieterman o f Pietermans»
Vifch.
(*) Pileis eft maritimus, Junio & Julio fiequentiffimus f
'in forum adducitur, Piebique in escam cedit. AB. Upf. ut
fupra.
(■ f) Frequens in Mari feptentrionali. Zoöpbyl. Grtn.
fupra. N. 129. Act. Hdv. Vol. 1Y. p. 260■
i. deel. Vil. Stuk. L 2
W.
Afdeel.
%i %
Hoofdstuk,