j v „ zyne Maag uic, keerende die btfiten den Bek
A fdeel. , , om, en maakt dezelve dus niet alleen Ier
XIII.. „ dig, maar fpoeltze ook: a f, brengende die
stuk?" '** dan» door ze in te haaien, weder op hare
„ plaats , en begeevende zig aanftonds weer aan
„ ’t eeten. Dit ftuk wordt, onder anderen, be?
,, waarheid door D e n i s , in zyn Werk over de
„ gefteldheid der Kullen van Noord - Amerika,
„ daar deeze Autheur zeer naauwkeurig de ge.
„ heele Viflchery en de bereiding van den Vifch,
„ zo als die op de Terraneuffehe Banken ge.
„ fchiedt, befchryft.
verfchil van ,* De Heer D enis merkt, by die gelegenheid,
tenkvifch°%» aan> dat de witte of groene Zoute Vifch
„ gepaamd Morue, en de Drooge o f Stokvifch,
„ Merlucbe genaamd, een zelfde Vifch zyn;
s, bellaande het onderfcheid alleen in de ver^
„ fchillende manier van bereiding. Men moet
„ omtrent dit alles aanmerken * dat de groene
*ver°rM ” Kabeljaauw*, dien men, zo dra de Vifch ge-
„ fneeden is , infcheept, en denzelven, zonder
„ in Tonnen te pakken, by laagen, met Zout,
„ in de Vaartuigen lege , niets anders z y , dan de
„ gezouten Kabeljaauw, die men by ons [te
„ Hamburg] kent onder den naam van Labbeu
T Morue„ (laan; even als de gedroogde f veel naar on»
‘ „ zen Klippfifcb zweemt. Deeze is kleiner, dan
„ de groene, en wordt, eer menze infcheept,
„ op ’t Strand gezouten ; vervolgens walcht
„ menze o f fpoeltze afin de Zee, en, na ’er
„ het Water, op Horden, te hebben laaten
uituitzypelen
■, legt menze ehkeld te droogen IV.
„ op banken van Steen, vervolgens aan Hoo- ^ ‘
„ pen,'wordende eindelyk, in de Schepen, HoofÓ.
op Takkeboiïen geftapeld en dus in Vrankryk stuk.
„ overgevoerd” (*).
Zie daar nog kortelyk iets merkwaardigs, xabeijaauw-
aangaande het onderfcheid der Kabeljaauwen j fche^wiit"
naar welken, zo men wil 'van wegen hun Aa-
zen op kleiner Vilfchen, de Aanhangers van
Hertog van Willem van Beyeren tegen Vrouw
Margareetj in ’t midden der Veertiende Eeu-
we, hier te Land, den naam van Kabelfaauw-
fchen voerden; terwyl de tegenparty zig met den
naam van Hoekfchen onderfcheidde: als willende
daar mede te kennen geeven, dat zy moeds
genoeg hadden om hunne Vyanden door liftte
verkloeken; even als de Kabeljaapw met den
Hoek gevangen wordt. Immers geen andere
afleiding der benaamingen van dien inlandfchen
Tw iftj welke diestyds zo fterk gebrand heeft,
vind ik aangetekend * en, dat men deezen Vifch
dus vereerd hebbe, behoort zekerlyk tot deszelfs
Natuurlyke Hiftorie.
De Kabeljaauw fchynt geen Inwooner tezjrn Veelheid,
van de Verzengde, noch ook van de bevroo-
zene, maar van de getnaatigde Lugtftreek.
Men vindt hem naaüwlyks o f in *t geheel niet,
zelfs in de Middellandfche o f Zwarte Z e e , daar
de Ooftzee zodanig van denzelven krielt. Weinig
(*) AnDERsoH. Hifi. Naturelle d’Islands,
i. Ossi,, VU. Stuk. 3Sf