jy onderen wit vaD Kleur , en van de Tongen
A fdeel. naauwlyks verfchillende ; dan, doordien dé
XXIII. Borftvinnen Hairagtig uitloopen.
Hoofd-
STUJC.
XXIV. H O O F D S T U K .
Befcbryving van ’t Geflagt der Klifvisschen ;
een Soort van platagtige Vifchjes uit de Zeeën
van de beete Lugtftreek, die veelal zeer aartig
gejlreept of met Vlakken getekend zyn, en waar
onder de gevcoone, Klipvilch of Soldaaten-Vifeh
behoort.
xizts, T 7 en gtfipt® Verfcheidenheid van zeer fraay
X-/ getekende Ooft- en Weftindifche- Vifchjes,
waar van veelen, onder de Liefhebbers,
Madatnmetjes genoemd worden , is in dit Geflagt
begreepen, welks Latynfche Naam , Chef
todon , zyne afleiding van de Borftelagtigheid
der Tanden heeft. Ik begrypze onder den al.
geiheenen Tytel van Klipvisschen ; alzo ’er
fommigen onder zyn , die dus genoemd worden*,
om dat zy zig meeft aan de Klippen out.
houden.
Kenmerken. De Kenmerken , die de Heer L inn^üs op.
geeft, beftaan in de Tanden Borftelagtig ,
buigzaam, zeer digt geplaatft, en talryk: het
Kieuwen - Vlies met zes Straalen : het L y f
Schilderagtig getekend : de Rug- en Aarsvin
Vleezig en gefchubd te hebben. Men kan ’er
byvoegen , dat het L y f rondagtig, zeer dun
én
en plat is. Sommigen hebben eenige Straalen IV*
van de Rug- en Aarsvin zeer lang, ftyf en Afdeel*
. . ° J XXIV
Borftelig fcherp: in eenigen is de Snoet lang hoofd*
en Cylindrifch rond; in | veelen de Staart ge- «tuk.
vorkt.
L innzeüs neemt de önderfcheiding der Soor- soorten,
ten, welken zyn Ld. ’er twintig befchryft, van
’t getal der Doorntjes in de Rugvin. Grong-
v iu s , die veel minder Soorten heeft, plaatft
dezelven in drie Afdeelingen, waar van de eer*
fte de Kieuwendekzels gedoomd heeft meteen
ftompen Bek; de tweede en derde ongedoornd
o f weerloos, met den Bek lang of kort.
( i ) Klipvifch met twee Rugdoornen, de derde Canbcmi
Straal zeer lang en Draadvormig, met een Giysagtige.
Stekel wederzyds aan den Bek, de Staart
gevorkt.
Nergens vindt men dit Vifchje, z o 4t fchynü,
dan byARïEDi,die’t zelve dus befchreeven heeft.
Het L y f is breed en dun; de Bek klein; de
Neusgaten dubbeld, digt aan de Oogen,'die
boven op Zyde van den Kop ftaan: de Navel
in ’t midden tuflehen de Buikvinnen en de
Aarsvin: de Tanden Elsvormig, op ééne r y ,
digt
(i) Ghatödoli ipiiiïs Dorlalibus duabus, Radio tertio lon-
giffimo Filifortr.i, Aculeo utrinque ad Os, Caudabifida. Syfi.
Nat. X. Gen. 140. Chatodon caneicens , Aculeo utrinque ad
Os , Ofliculo tertio Pinna Dorfalis Setiformi longiflinw. ART.
$pec. 93.
I. Deel. v il Stuk. %