ai 2 B e s c h j ï v i N C v a n
XIII.
H oofdstuk.
Witvilch.
anderen , wegens zyne langte en dunte, den
Soortnaam aan gegeven hebben van Merlucius,
dat is Maris Lucius of Zee-Snoek. Hier van
hebben de Franfchen hun Merluche , dat zy
voor den Stokvifcb in ’t algemeen gebruiken, afgeleid,
Het kwam my ongelyk beter voor,
deezen naam op eene Soort, daar dezelve eigen
aan i s , dan op het geheele Geflagc van
Gadi, toe te paffen. Van de Engelfchen wordt
hy Hake geheten.
Een aanmerkelyke verwarring heeft omtrent
deezen Vifch plaats. Dew y l, naaraelyk , de
Engelfchen den Kabeijaauw ook Whitefish noemen
, en deeze inzonderheid dien naam verdient,
dewyl hy op de Rug grysagtig is; zo. heeft Andersom
, naar ’t fchynt, zig verbeeld, dat het
de JVbiting o f Wyting ware, en dus fielt hy
vafl,fdat het deeze Vifch z y , waar van op Ter-
reneuf de Stokvifch gemaakt wordt. Ik geloof
zulks wel ten opzigt van de W i t l l in g maar
niet van de JVbiting, die daar toe veel te klein
is en week.
De JVbitefish o f Witvilch komt in groote
menigte voor, in de Oceaan, ja zelfs in de
Middellandfche Zee. Men vangt ’er veelen,
van deeze Soort, aan den Zuidhoek van Corn-
wall, by Penfance. Niet minder groot is de
Viffchery daar van, in de Baajen, Havens en
Kreeken van Schotland , alwaar men ’er niets
dan Lynen ën Hoeken toe gebruikt, doende
zulks met kleine open Vaartuigen. Een Jar-
o Q input.
DE K a b e l j a a ü w e n . 013
mouthfche Kapitein hadt ’er fomtyds in ééne IV.
T o gt, dien hy langs de Kuft van Schotland
deedt, wel vierduizend fluks opgekogt. Men j^ooFD_
rekent den Schotfchen Bakkeljaauw zo goed ais stuk.
dien van Terreneuve (*).
Hoewel de Londenfche Viffchers den Hake
bruine Kabeijaauw noemen , volgens Merret ;
doet nogthans de Kleur en Gedaante hem .tuinder
van de Wyting verfchillen , zegt W i f
LonoHBY , dan de grootte, welke dikwils van
een Elle is en langer. De Heer G ronoviüs
befchryft zeer naauwkeurig zulk een Vifch, die
in de Middellandfche Z e e , by Marfeille, gevan.
gen was , den Heere Vosmaar toebehooren-
de ( t> Deszelfs Kop, zege zyn Ed., is hoo-
ger dan breed, lang, ongefchubd, van boven
plat: de Oogen zyn groot: de Bek is wyd van
gaaping: de Onderkaak veel langer dan de Bo.
venkaak; in beiden vindt men verfcheide ryën
van kromme zeer fcherpe Tanden. Het Kieuwenvlies
heeft zeven Beentjes. Het L yf is
rank, Spilrond: de Rug regt loopende van den
Kpp tot aan de Staart: de Buik weinig of niet
uitgezet : de Zydftreep regt. Van de Vinnen,
die ’er agter de Navel in deeze Viffchen maar
één is , hebben de twee Rugvinnen, welke de geheele
langte van de Rug beflaan , de voorfte
i i , de agterfle 39 zagte Beentjes of Straalen;
< de
(*) Tour tbro’ Grt$t Britain. Vol. IV. p. 7.
( t ) Zóophyl. Gron. jrafc. I. Leid. I7«3- p. 97, 9*.
ï, DEEL. m i. STUK. O 3