IV. 151. Loricaria. Corpus cataphraCtum.
Afdeel.
Hoop t52‘ Salmo. Pzwm Dorfalis poflica adipofa,
*tuk. 153* Fistularia. Roßrum Cylindricum operculo
claufile»
154. Esox. Mandibula inferior, longior, pane.
tata.
155. Argentina, Caudce vicinus.
1 56. A t h e r in a . Fafcia lateralis, longitudinalis,
Argentea.
157. Mogil. Mandibula inferior intus carinata.
158. ExocceTus. Pmwce Rectorales longitudine
Corporis.
259. Polynemus. D igiti dißinCti juxta Rimas
Pectorales.
160. Clopea. Abdomen carinatum ferratum.
16 1 . C ïp r in u s . Membrana ßranchioßega tri-ra- diata.
ORDO QUINTUS.
BRAMCHIOSTEGI .
Operculis Pinnisve Brancbialibus deftituti,
162. Mormyrüs. Dentes emarginati : Squama
imbricates.
163. Balistes. Dewtw utrimque oCto : Pinna
Venîvalis folitaria.
151. Harnasman. Het L y f rondom met Been iv .
bekleed. Afdeel,
152. Salm. De agterfte Rugvin een Vet-Vin. HoopD.
153. T abakspyp-V isch. De Bek Cylindrifch, stuk.
met een Dekzel daar op fluitende.
154. Snoek. De Onderkaak langer en geftippeld.
155. Ansiovis. De Navel digt aan de Staart.
1 56. Koorn-Aair V isch. Een breede Zilverkleurige
ftreep, op Zyde, overlangs.
157. Harder. De Onderkaak inwaards gekield.
158. V liegende Visch. De Borft vinnen zo lang
als ’c Lyf.
159. ViNGER-ViscH. Afgezonderde Vingers nevens
de Borftvinnen.
160. H aring. De Buik Zaagswyze gekield.
161. Karper. Het Vlies, dat de Kieuwen dekt,
met drie Beentjes geftraald.
V Y F D E R A N G .
ON REGÉLMAATIG GEK1EUWDE.
Die mnKieimendekzels ofKieuwvimen ontbloot zyn.
162. M ormelaar. Tanden die uitgerand zyn
en de Schubben gefchalied.
163. H oornvisch. Agt Tanden, zo boven als
onder: de Buikvin enkeld,