102
III.
H oofdstuk.
Vaar-Aal.
B e s c h r y v i n g
t Is die, daar W illoughby den naam aan geefc
van andere Zee-Slang, mee een famengedrukte
Staart, welken hy, in .’t jaar 1664, te Rome
kreeg; zo dat hy kon vaftftellen, dat dezelve
zig in de Middellandfche Zee onthield.
Deeze was meer dan een derde korter dan de
andere Zee-Slang , en verfchilde ’er nog in
verfcheide opzigten van, zo hy aantekent. De
Kleur was bleeker: de Snoet zo lang niet noch
de Bek zo wyd, en men vondt ’er geen uit-
fteekende Tanden in , maar twee o f drie ryën
kleine Tandjes in ’t midden van ’t Gehemelte,
behalve die aan de Kaaken, op zyde. Aan de
zyden van den Bek hadt hy twee kleine Baardjes
o f zeer korte Buisjes, gelyk de Konger-
Aal. De Staart was niet zo rond, maar plat-
agtig en gevind, even als in de Paalingen o f ge-
meene Aaien; daar de gewoone Zee-Slang de
Staart aan ’t end ongevind heeft. Omtrent de
Ingewanden vondt hy weinig verfchil.
De Myrus der Ouden, dien fommigen agten
het Mannetje tezyn van den Moer-Aal, komt,
volgens dien Autheur , met deezen Zee-
Slang overeen. Dezelve wordt gezegd niet alleen
eetbaar, maar zelfs malfch van Smaak te
z y n , zonder eenige o f ten minfte met zeer
weinige Graatjes in het Vleefch. Men geeft
voor, dat de Afch van deszelfs Kop den Beet
geneeze, dien hy toegebragt heeft.
V A N D E A A L E N. IC 3
(6) Aal met twee Baardjes aan den Bek, en IV.
eéne Streep op zyde, die witagtig is geflip- Af“ ëL*
lil»
peld. - Hoofd-
Het Kenmerk van den Konger-Aal, naamelyk s™ '
den bovenden rand van de Rugvin zwart te c«#r.
hebben, volgens Artedi , heeft L in n ^eus ver- Ko g
anderd in de bovenftaande; om deezen te meer
van den voorgaanden te onderfcheiden. Het is
de Conger of Congrus der Autheuren, die zy-
nen Latynfchen naam van den Griekfchen Kon-
gros of Gongros ontleed heeft, en van de Ro-
meinen Bronco, van de Engelfchen Conger o f
Conger.Eel, van de Franfchen Congre genoemd
wordt. Deeze naam zou van ’t Griekfch Woord
dat opvreeten betekent, afkomftig kunnen
zyn.
Niettegenftaande de oude Heer G ronovius
deezen onder de Nederlandlche Viiïchen ge*
teld ( * ) ,en de jonge Heer gezegd hadt, dat de
Konger-Aal, hoewel zeldzaam by ons, niettemin
in het Haarlemmer-Meir gevonden worde ( f ) ;
vind ik ’er doch, in het Werk van den laatftèn,
geen gewag van gemaakt. L in n ^ üs , in tegendeel,
die hem ook niet onder de Sweedfche
Viffchen heeft opgetekend, fchryft er den Eu-
( 6 ) Murxna Roftro tentaculis duobus , linea lateral! ex
“ E E Sv/? Nat X. Murrcna punftis albida. Sgfi.Nat.J. fupremo marginre Pm-
nz Dorfalis nigro. ART. Gen. z+. + 5 >
letii, Gesneri & omnium fere Autoram. }■ 1 ■
(*) Uitgez. Verhand. I. DEEL. bladz, W .
(■ f) ASi. Helvetic. Vol. IV* P* 2S9-
1. n is i.. VII. Stuk. ^ 4