XVIII.
■ H oofdstuk.
274 B ï s c h r u i h c v a s
der heen fchieten, en het Vlies heeft vier plat»
te Beenige Straalen. De Rugvin, die enkeld
is, loopt van den Kop tot digt aan de Staart,
en heeft 21 Beentjes, waar van de zeven, van
het derde tot het negende , Doornagtig zyn.
De Borft vinnen hebben ieder 1 1 , de Buikvinnen
6 , de Aarsvin 14 Straalen. De Staartvin
js ongefpleeten, ftomp en beftaat uit 13 Straalen,
die allen gelyk van langte, en, uitgenomen
de buitenften, wederzyds takkig zyn. De
Zydftreep loopt regt, doch gaat niet aan de
Staart toe , vereenigende zig met die van de
andere Zyde agter de Rugvin: terwyl een an-
dere, die midden op den Vifch begint, by de
Staart, op de zelfde manier, eindigt.
De Kleur is, over ’t geheel, bleek, met eepe
witagtige linie op ieder Schubbe. Een aan-
zicnlyke, geheel wittedwarsftreep, vertoont zig,
wederzyds, midden onder de Kaaken, en op
de Kieuwendekzels zyn veele dergelyke.Streepjes.
Het zonderlingfte aap deezen Vifch zyn
v y f zwarte Vlakken, die wederzyds naby den
Kop zitten, en door welken hy van alle anderen
zeer wel te.onderfcheiden is. De voorde
Vlak is van grootte als een Erwt, rond, en met
een witten; Kring, omzoomd. Deeze Haat naby
het Oog, een weinig boven de Zydftreep, daar
dezelve aan den Kop begint. De vier andej-en
ftaan in de langte agterwaards, en even wyd van
elkander, doch niet zo wyd als de afftand der
tweede is van de eerde: z y zyn donker blaauw,
niet
ÖE O R A N J E - V I S S C H Ê N. 2^5
' niet rond maar hoekig en aan het end met een IV. , ^ pn g pr
witte Vlak* Men hadt hem deswegens, m t xvilf #
Sweedfch, ■ Funffingerfifcb genoemd, dewyl de Hoofd-
vyfde Vlak een Duim langte verder vooruit
idaat.
In de Befchryving, welke Valentyn geeft Rmer-Doi-
van den Rivier- Dolphyn , wórdt gezegd , datphyn'
''dezelve eén Voet lang is, hebbende den Kop
als een Dolphyn, met een hemelfchblaadwe
Streep, van onderen en op Zyde Vuurig
geel (* ) , gelyk ook de Oogen, benevens welken
by vier roode Vlakken heeft, De Vinnen
aan den Buik zyn paarfch en zwart , by het
L y f roodagtig, met een Oranjekleurige Streep
naar den eenen kant des Kops, en nog zeven
kleine Vlakken onder aan den Buik. De Rugvinnen
zyn fchoon Zeegroen, met Vuurig geelë
Randen, die van onderen een roode zoom hebben.
DeBuikvinnen hebben die zelfde Kleuri
de wortel van de Staart beftaat uit twee Oranjekleurige
Groeven op een zwarte Grond: de
Staart is paarfch en Vuurig geel.
De Heer Ankarkrona merkt aan, dat het
verfchil van Kleur kan veroorzaakt zyn, doordien
de Heer Valentyn zekerlyk zyne Bë-
fchryving naar een levendig Onderwerp gedaan
zal hebben, De Geftalte, zegt h y , kamê
met den mynen, die my in Spiritus overgezonden
, (*) Vuurig geel en Oranjekleur gebruik ik hier öBverfchU-
lig , om het Woord krundgelb te vertolken.
I.DeEX,. VII.Stvk. ' S a