IV.
Afdeel.
XXV.
H oofdstuk.
v.
S/naris.
VI.
Meina.
(5) Zee Braafem met een zwart Oogje op Zyde *
de Borjl- en Staartvinnen rood.
Dit Vifchje , dat maar de grootte van een
Vinger heeft, volgens Rondeletius ; is zeer
kenbaar aan de roodheid zyner Borftvinnen en
Staart: waar in het voornaamelyk van de volgende
Soort veffchilt. Het wordt van de Au-
theuren Sntaris o f Cêrrus, te Venetie Giroli
en Gerruli, te Marfeille Genes geheten. Hier
uit blykt, dat het ook in de Middellandfche Zee
gevonden worde.
(6) Zee-Braafem met een bruinOogje op Zyde,
bet L y f bont.
De Griekfche naam Maf/vl? , afkomftig, waar-
fchynlykj van hunne veranderlykheld van Kleur,
wordt in de Venetiaanfche naanj Menelo en de
Romeinfche Menola , nagevolgd. T e Marfeille
noemt menze Mendole, en te Narbonne Ju-
fcle: in Duitfchland worden zy Bizling of Meer-
Scbeijfer, geheten , in Engeland Cackereïï: om
dat deeze Vifch, gegeten zynde , weeklyvig
maakt. Dit is ook de reden, dat men den voor-
gaanden aldaar noemt the white Cackerell.
In
f j ) Sparus ocelto nigro laterali , piiiris Pe&oralibus Caif-
dzque rubris. Syft. Nat. X. Sparus macula nigra in utroque
latêre medio, pinnis Peftoralibus Caudaque rubris. art. Gen.
36. Syn. t i . Smaris. Wil l . p. 315. RXJ. p. H6.
( f) Sparus ocello fufco laterali, Corpore variegato. Syfl.
jfat. X. Sparus varias, Macula nigricante in medio latere,
pentibus quatuor majoribus. Art. Gen. 36. Syn. fii.Mxna.
Wil l . p. 318. Maenas Kondeletii. p. 13S.
In Geftalte zweemt deeze Vifch naai: een
Baars * maar is breedef eh platter, een half
Voet en fomtyds drie vierde Voets lang , van
Kleur Zee groen o f vuil geel, doch met don-
kferer Perken o f Zoomen overdwars * en blaau*
we ftreepen overlangs; hebbende, byna öp ’C
midden van de Zyden, een groote zwarte Vlak*
onder de geftippelde Zydftreep. Eenigé Au-
theuren fchryven dat dé Mcena ’s Winters Wit
z y , in ’t Voorjaar en de Zomer bont. W it-
LoOghby merkt aan , dat h y , des Winters
te Venetie zynde * dezelven Witagtig
vondt* en in de Zomer* te Roiiie en te Napels;
met blaau we ftreepen overlangs zeer fraay
getekend. Dit zelfde wedervoer RöNDELBtiüs*
die,van Rome te Venetie komende, aldaar deeze
Viftehen zö verfchillende van Kleur vondt * by
de genen die ’s Winters te Rome Verkogt Werden
, dat dezelven hem naauwlyks kenbaar
W'aren*
In het getal der Beentjes van de Vinnen
komt deeZe nagenoeg met den Goud-Braafem
overeen: doch, behalve de bruine Vlak op Z y de,
en de Kleur van ’t geheele L y f* heeft hy
nog een Zeer byzonder Kenmerk, dat hém van
alle zyne mede-Soorten onderfcheidt. T e wêe-
ten de Bek , geflooten zynde» vertoont zig
Zeer klein * maar open gaande heeft een wyden
Smoel. Dit wordt veroorzaakt, doordien dö
Bovenlip zig als een Buis in de langté uitftrefcfc
eü j tnet het fluiten van dep Bek weer ingejlaald
I.De sl . Vil. stuk. B b J VfQf*