a84 B K f t C H K Y V l . N O V AN
A fdeel. ^ Dekzels verfchooIen. De voorde Rugvin
XIX Z£er meC ^ beentjes, de agterfte met i<5;
H oofd- B°rftvinnen ieder van 19: de Buikvin van
stuk. 12 (*)> de Aars vin van 14, de Staartvin van
15 Beentjes. De Kleur witagtig, met Zilver-
agtige dwarsftreepen die Yzergraauw gerand
z y n : de laDgte 3 Duim en 2 Lynen ( f) .
WILLOUGHBY merkt aan, dat deeze Gobius
van den voorgaanden zwarten verfchille: 1.
doordien hy zelden zo groot wordt , 2. en
doorgaans bleeker is van Kleur: 3. dat de voor»
de Rugvin aan den rand geel is o f hoogrood;
4. het groefje op de Rug niet zo lang noch
zo diep; 5. de Kop wat korter en de Koonen
meer uitgezet; 6. het Vlies van de Buikvin laa-
ger: waar door dezelve minder de gedaante van
een Tregter h e e ft: 7. dat de Paganello een
Klipvifch en de Gobio een Meir-Vifch zy.
Voorts merkt hy aan, dat de Ouden, ’t zy
wegens de- kleinte of om de geringheid, weinig
werks fchynen gemaakt te hebben van deeze
Vifchjes ( I ) .
ui. Cs) Grondel f die de Aarsvin van negen Straa- EUotrïs. len heeft.
Chineefche.
On»
Ik weet niet, hoe ik dit met het zo even gemelde
overeen zal brengen.
( t ) Vermocdeiyk ; fchoon ’er flaat 3 Lin. 2 Unc. Muf.
lehtb. Tom. II. p. 24.
( I ) Ne quatras Mullum , eum fit tibi GobiO tantum , In
Loculis. Juven. Satyr. Principiam Coena: Gobius eflè folet.
Zegt KRUIER INUS, een Franfch Schryver, de re Cibaria.
( i ) Gobius pinna Ani radii* novem. Chin. Laprjtr. Gobius
B E G r o n d e l ». 285
Onder den bynaam van Eleotris wordt door
L innjEüs een Vifchje voorgefteld, dat men uit
China gebragt heeft, en waar van ’er in de
Sweedfche Kabinetten zyn. Onze Ridder twy-
fe lt, o f het ook de Eleotris, met de Buikvinnen
famengegroeid, z y , welke de Heer G ronovius
uit het Kabinet van den Heer C. van Hoey be-
fchryft. ’t Getal der Beentjes in de Rugvinnen,
naamelyk, kómt nagenoeg, en dat in de
Buik- en Aarsvinnen volmaakt overeen , met
een Vifchje, van deeze Soort, *t welke in de
Chineefche Verzameling van den Heer L ager-
strom gevonden wordt. Dit was donker van
Kleur en dat andere bruin. Het gene in ’c Vor.
flelyk Kabinet der Akademie van Upfal, onder
den naam van Trachinus, voorgefteld wordt, is
dus befchreeven.
Het heeft den Kop effen, den Bek met kleine
Tanden., het Kieuwen - Vlies met drie Scraa-
len, [daar ’t zelve in dat van Gronovius zes
Straalen heeft.] Het L y f is met breede, (lom.
p e , effene ( * ) Schubben gedekt, doch tuflchen
de Rugvin en den Kop zyn ’er geene. Op de
Rug, boven de Kieuwendekzels, is een Violetkleurige
Vlak. De Navel beftaat uit een zagt,
fpits
Kus Chinenfis. Osbeck. It. 2S0. Trachinus capite inermi
nudo , pinnis Pe&oralibus coadunatis. Am oen. Ac ad. I. p
311. Eleotris pinnis Ventralibus concretis ? Gron. Muf.
Jj, N. 169. ,
f ? vindt men en Caput leve: doch buiten twyfol
■ al het Uvibv en Uvt mocten zyjli
t, Perl. vu. stuk.
XIX.
Hoofdstuk.