17, Dit Ooftindifch Vifchje, dat in ’t Kabinet der
A fdeel. Akademie van Stokholm gevonden worde, heeft
XXIV. iiet L y f witagtig of Zilverkleurig met bruine
stuk. dippen , agter de Navel verbreedende, van gedaante
als een Braafena: de Gogen groot en
rood: de Zydftreep opwaards krom. In de
Rugvin vindt men 30 Straalen, waar van agt
gedoomd; in de Aarsvin ao en de drie voogden
van de anderen afgefcheiden: in de Staart- en
Borft vinnen 17 : 6 in de Buikvinnen en één
daar van fcherp, gelyk in de meefte anderen.
vit. (7 ) Klipvifch met agt Rugdoornen en vier wit-
Krommee' ££ Boogswyze Streepen.
p i . LX II.
FiS. 2. Wegens de boogswyze gedaante der Streepen
, waar mede deeze overdwars gebandeerd
is , voert hy den naam van Kromfireep. Onder
de Viffchen , welken Doktor L is t e r by het
Werk van W il l o u g h b y gevoegd heeft, komt
deeze voor , onder den naam van Acarauna,
die zwart is van Kleur, met eenige geele Streepen
zeer fraay getekend. Het Vifchje, naar ’t welke
de Afbeelding aldaar gemaakt werdt, was zeer
klein, en de Klipvifchjes vallen doorgaans,
zö ’t fchynt, niet groot. Evenwel heeft men
’er
(7) Chætodon fpinls pinnæ Dorfalîs e&o, Arcubus quatuor
albis. Syft. Nat. X. Chætodan fufeus Arcubus quinque Aigris.
Muf. Ai. Fr. I. p. 6i. T. 33- f- J. Chætodon niger, Capi-
te diacantho, lineis utrinque quatuor transverfis curvis. ART.
Syn. 79. Sptc. 91. SEB. Thef. III. Tàb. XXV. N. j , a, k.
»er fomtyds vaD aanmerkelyke langte; gelyk IV.
dat het welke de Heer G ronovius uit de Ver- Afbeel*
zameling van den Heer W. van d e r Meulen
befchryft, zynde over de zeven Duimen. stuk.
Het L y f is zeer dun en breed: de Kop kort,
met gtoote ronde Oogen en een klein Bekje,
waar in zeer veele Tandjes , tegen elkander
aan. De Kieuwen Openingen zyn zeer wyd
gaapende : derzelver Dekzgls Schubbig, met
een groote en kleine Doorn of Stekel gewapend.
Het Kieuwen-Vlies heeft zes Beentjes.
De Rug is zeer fcherp en de Rugvin befraat
uit 34- Beentjes, waar van het twee - en - twin-
tigfte uitloopt in een Borftel , die over de
Staart heen flrekt: de veertien voorfte Beentjes
zyn Doornagtig fcherp. De Borft-Vinnen
hebben 19, de Buikvinnen <f Beentjes, waar
van het eerfte gedoomd is en zeer ftyf. De
Navel is in ’t midden tuffehen de Aarsvin en
Buikvinnen geplaatft. De Aarsvin heeft 24
Beentjes, waar van de middelden langft, en
zigSzo ver als de Staart uitftrekkende. Van
dezelven zyn de drie voorden gedoomd. De
Staart, die groot is, heeft 17 Beentjes, welke
ean weinig takkig zyn. De Kleur is zeer fraay
rosagtig, met een ronde zwarte Vlak , die
blaauwagtig gezoomd is , boven op de Rug,
tuffehen den Kop en de Rugvin: als ook een langwerpige
witagtig blaauwe aan ’t u.iterfte der
Kieuwendekfelen. Alle Schubben op Zyde hebben
aan ’t end een geele Vlak. Ook is het
1. d e e l . vu. stuk. Z 4 end
m m ...— é Ü H