XXIII.
H oofdstuk.
Schol.
IX.
Flefus.
Both.
is rond, en aan de Vinnen fteeken de puntjes
der Straalen een weinig buiten het Vlies uit.
De Schollen, zegt L emery, bevatten veel
Olie en Water, en een maatige veelheid van
vlugge Zouten. Hun Vleefch voedt veel en ver-
zagc de fcherpheden van de Borft; aangezien
hetzelve een Olieagtig, Lymig en Balzamiek
Vogt bevat, ’t welk bekwaam is om zig te
hechten aan de Vafle deelen des Lighaams,
Ook worden zy geagt zeer voedzaam, doch,
wegens hunne Slymigheid, bezwaarende en dik-
wils ongezond voor zwakke, hoewel fchielyk
verteerbaar en Afgang bevorderende in fterke
Maagen. De Saus , en ’t gene men daar op
gebruikt, maakt hier omtrent een merkwaardig
verfchil.
'(9 ) Platvifch met de Oogen aan de regter
Zyde, de Zydfireep ruuw en doorntjes aan
de Vinnen.
Deeze Kenmerken zyn genoegzaam tot on-
derfcheiding van den zo bekenden Vifch, die
benevens de Scholletjes in de Zuider-Zee en
in het Y voor deeze Stad gevangen, en Both
ge-
(9 ) Pleuroneétés Oculis dextris, linea laterali afpera, fpinulis
ad Pinnas. Faun. Suec. 300. PleuronoStes Oculis a dextris
, 'linea laterali afpera , fpinulis fuperne ad radices Pinnarum,
Dentibus obtufis. ART. Gen. 17. Syn. 33. Pleuroneótes linea
laterali afpera, fpinulis fuperne ad radices pinnarum in latere
Oculato. ART. Spec. 79. Gron. Muf. ji n. 4°- It. Scan.
316. Palfer fluviatilis, vulgo Flefus. WlLL. 98, P.AJ. p. 3*.
ïaflèr niger, CnARL. Onom, Hl.
'geheten wordt. Men noemt dezelve, in En*
geland Flounder of Fluke, in ’t Franlch Flez,
in ’t Sweedfch Fla/ndra, en by die van Bahuys
Slotte - Skadda, in ’t Deenfch Flynder. B e l l o -
mus fielt ’er twee Soorten van , de groote
Flez, de kleine Fletelet genaamd, waar van de
eerde de Heilboth *zou zyn. Ondertuflcheq
noemen anderen hem de Rivier-Sqhol, gemeen*
lyk Flefus genaamd ; eenigen de zwarte Schol.
Zie hier de onderfcheiding, welke door Pon*
T oppidans daar omtrent gemaakt wordt.
. „ De Flynder, een bekende Soort van Platje
viflchen, die zig in veele takken uitbreidt,
„ is hier inzonderheid vierderley. Eerftelyk
„ de Heilboth, doch daar onder verflaat men
,, niet de groote Viflchen van deezen naam o f
,, Helle Flynder, alhier Queite getyteld; maar een
,, andere Soort van Bothen, die taamelyk groot
„ en rondagtig z y n , als een maatige Schotel,
>, zynde op de Huid met roode Vlakjes o f
„ Stippen getekend (*): ten tweeden de Skro-
,, be . Flynder o f Steen - Both * die op Alfen
„ Warrer genoemd wordt, zynde wat kleiner
„ dan de voorigeSoort; ook zwarter en fcherp,
,, dat is met kleine fcherpe o f ruuwe Zand,.
„ {tippels bezet; van Vleefch taamelyk vaft:
,, ten derden de Sand - Flynder, een kleiner
,, Soort van Steenbothen, die Schobben op de
Huid
(*) Dit lchynt overeen te koriien met onze Zee-Scbolkitj
510 even befchreven.
i.DEKI.. VII.StUK, Y
IV.
Afdeel.
XXilf.
HoófD*
stuk.
Both,