IV.
ATDF.e.1,
XIU.
Hoofdstuk.
Sac.itoti,.'
VI.
Minatus.
Holenaar.
gevonden iö o f 12, 2 1 , 17 , in de Borftvïn-
r.en doorgaah's 15 , In de Buikvinnen 5 , in''de
Aarsidnnen 30 o f 3 1 , 2 1 , en in de Staartvin ,
die egaal is o f als afgefneeden aan’ ’t end , 29
Beentjes. ' Ar t e d i merkt aan , dat het getal
der Wervelen negeri-en-veertig Zy,
(6) Kabeljaauvo' die drié Rugvinnen heeft en
gebaard is, met de Navel in ’tmidden van ’t
Lyf.
■ De Vifch, dje de allerkiemfte |n dit Qeflagt
geheten , en met deeze Kenmerken bedoeld
worde, icbynt onze . Molenaar-, te zyn ; niette-
genftaand_e deeze , thans 3 voor Jorjge Wyting
wqrdt gehouden. .(*:); De Heer J a^o ,
die den Vifch, welken de Engellchen ,Rffvoey o f
jpoer ,c dat is-Armen Hals ®oet»'en -9 jaan de-Zee-
kult van Cornwall heeft waargenomen» 'afge *
beeld., en befchreeveu, hadf ia de. eerfte opflag
qok gemeend dat het jonge,’Wytfng, ware,, doel*
r> ■ bi 53 5WX sa. © i . s :;e; n i ) . na»
(6) Gadus triptërygnis cirratus , Ano' In medio" fcorponV.
Syß.' Nat. XOGados Dorfb tripterygio^rOrp cijfalö^ Corporü
Selcuncjali . ia ïI^diov^jGo^potis».,f-ARi?. 'ïl. S y .
36- Alains mollis minor feu omnium minimus. 't y ï i t . m
Ï71. RAJ. p. IS3. .fnCOi l ilZ'y’di. ;';-:c.:\
{ * ) 5?? den M olen|arin
A tt - UpJ van 174.1 ,voorgefteid onder den Naam van GA'
rus hut 'ine i ep de fiup j beide A. :v -rr-
•zien z&p ift&erpz T ^ d t n. He 'Jsiige.'Heer ,. zyn Wel £<$.
Zoon jrt ;t°l- de. tyytftig'Vöoren ^ 'fxSf'cïé verfcmllende larigte'defK $a afuesealite evriaenn h,y Aoisï- 4ërfdjei/len. IfctëfhtgSiVÉteit te zyi. Zie 'üU ght. Verhecnij I.
SiïA. bladz. i j 3, =0®. Acé. Heh, iyf.,jj. ,2.6,1, ,
/
naderhand bevondt hy denzelven , in Soort, iv .
daar van te yerfchillen ; ontdekkende zulks, Apdeeu
pnder anderen, door het Baardje, ’ t welk de-
zelve aan de Onderkaak heeft, gelyk de Ka- stuk.
bdjaauw (*). ■ Moknaar,
Schoon WiLLouGHBY deezen houdt voor een
Vifch, die eigen is aan de Middellapdfche Zee,,
in welke hem geen andere Soort van dit Geflagt
was voorgekomen, wordt hy egter in onze
Zeeën taraelyk veel gevangen , zegt de ge*,
melde Deer. Het is even de zelfde Vifch,
dien men te Yenetie Mollo en te Marfeille Cct-
pellan of Kapellaan noemt: zynde deeze naara,
waarfchynlyk, zo wel als die vau Molenaar,
van zyne witheid afkomftig.
’t Getal der Beentjes in de Rugvinnen, door
W tL L o ughby gevonden in een Vifch van zes
Duim en drie Linien lang, was 12 , 19 , 17»
dat der Borftvinnen 1 3 , der Buikvinnen 6 , der
Aarsvinnen 2 7 , 17. De Rug was bleek*bruin,
de Buik vuil-wit.; Men houdt hem, zo getuigd
wordt, voor zagt en malfch , en zeef
gezond.
(7) Kabeljaaim dié drie, Rugvinnen heeft en
ongebaard is, * met de Rug gmnagtig. * Groen^
, ' _ „ ' , ïl. LIX.
Jn de Afdeeling van dit Geflagt, welke de &s. 1.
ge-
(*) \Catal. Rarier. ad finem f RAJ. Syw. Pifi. p. i 53»
(7) Gadus tripteryglus imberbis, Doifo viïefcente. Faun^ /
Suec. 196. GRON. Aü. Uff. 1741. p. S°»
I. DEER. VII. STUK.