hebben, volgens Linnjeus ; maar ook van 4
A fdeel, of 6 te hebben, volgens Gronovius ; verfchilt.
XXIV.
H oofd- ( 1 1 ) Klipvifch met negen Rugdoornen, een
stuk. Stekel wederzyds aan de gevorkte Staart.
XI.
aeihüëcrde. Deeze is de eerfte, die van Artedi om.
Handig befchreeven wordt , onder den naam
van Chattodon , die met Streepen overlangs getekend
is, en de Staart Vorkagtig , wederzyds ge-
doornd beeft. Buiten twyfel is het de gene, die
in ’t Werk van Seba onder deezen bynaam
voorkomt en afgebeeld is (*). In het Kieuwen
Vlies werden ook maar drie of vier Straa-
len, zo klein, dat men dezelven naauwlyks tellen
kon, gevonden, zynde breedagtig en byna geheel
van de Dekzelen overfchaduwd. De Kleur
was beurtlings uit bruine en bleekblaauwe Streepen
famengcfteld of gemengeld.
tas. (12) Klipvifch met elf Rugdoornen; bet vier-
d a t l t ï ™ d e Beentje van de Rugvin draadvormig en
Tjroótfchub-
Pl. LXII. Vol-
3* (11) Chztodon Ipinis Pinn® Dorfalls novëm, fpina laterali
uttinque Caud® bifid®. Syft. Nat. X. Chztodon lineis longi-
tudinalibus yarius, Cauda bifurca utrinque aculeata. ART.
Spec. 89.
(*) Chstodon lineis longitudinalibus varius , Cauda bifur-
cA 8c utrinque aculeata. Seb. Theft III. pag. 6*. Tab. XXV.
1 fig. I* ’
(1 z) Chaetodon Ipinis Pinn® Borfalis undecim , radio Dor-
fali quarto Filiformi , longifllmo. Syft. Nat. X. Ch®todon
macrolepidotus , lineis utrinque duabus nigtis , radio quarto
Dorfali longiflimo Setiformi. Art. Spec. 94. Chstodon Olfi.
culis Dorialibus tribus aculeatis , quarto Setiformi , lèptem
^iibfequentibiis iterum aculeatis. GRON. Muf. II. N. 194.
Volgens A r t e d i is deeze Soort de Tafel- IV.
Vifcb , van H. R üisch dus genaamd in zyn Ka-
binet van Ambonfche viffchen , en volgens
Gronovius de Ikan Pampus Tereloc o f uitnee- stuk.
mend fraaije Pampus - Vifch van V a l e n t y n ,
die van anderen Bezaan genoemd wordt. De
grootheid der Schubben, welke egter ook in
anderen plaats heeft, maakt den'Bynaam volgens
onzen .Autheur. De Heer G ronovius
hadt hem onderfcheiden door de Beentjes der
Rugvin, waar van de drie eerften gedoomd,
het vierde Borftelig en zeer lang , de zeven
volgende wederom Doornagtig zyn. Die van
S e b a , welke met den Naam,door A r t e d i daar
aan gegeven,* aangeweezen wordt ( * ) , is van
zyn Ed. tot deeze föort betrokken. Zie de
Afbeelding daar van op onze Plaat.
’t Getal der Beentjes in de Vinnen komt,
volgens de Tellingen van beiden , taamdyk o-
vereen; als zynde 37 in de Rugvin, waar van
elf; 23 in de Aarsvin, waar van drie; 18 in de
Borftvinnen, waar van twee, en 6 in de Buikvinnen,
waar van 1 gedoomd: als ook 17 in
de Staartvin, volgens A r t e d i; die aantekent,
dat de Kleur uit breede witte en zwarte Streepen
; die beurtlings dwars over het L y f loopen,
' is famengefteld, hebbende zyn Vifchje de langtc
(*) Chxtodoji macro-lepidotus, lineis utrinque duabus ni_
gris, Oflïculo quarto pinn® Dorlalis longiflimo «Setiformi.
ART. Spec. 94.
i. Deel. YII. Stuk.
mI
É pfppr
Ü 1 -Ai)
%Êë
‘M
M
' 3
IJ
ggM
m
mm