IV. Steinbicker, Muller en Bursbull gehétën wordt:
Afdeee. «joch de Duitfchers, in ’t algemeen, noemen
H^ofd k£m Gflider.
stuk. Deezè Vifch heeft de langte van twee Hand.
Hamasman. palmen op ’t hoogfte: zyn Kop is byna driehoekig
en twee Duimen breed; aan de Zyden
geknobbeld, van onderen gebaard, van agteren
gedoomd, met een kleinen Bek. Het L y f is
agtkantig en naby den Buik zeskantig; van boven
bruin mét zwarte vlakken; van onderen
witagtig. De geheele Vifch is met Beenigè
Schubben o f Schildjes bekleed; gelykerwys de
Steur. De Rugvin die bykans in tweeën verdeeld
is , heeft in het voorfte gedeelte v y f Ste-
kelige, in het agterfte zeven zagte Beentjes,
dat is 12 te famen: de Borft vinnen hebben ’er
15 , de Buikvin 3 , de Aarsvin 6 eö de Staartvin
i i Straalen. In het Kabinet van den Ko-
ning van Sweeden vindt men /er één, die in de
Borft vinnen 16 , in de Buikvinnen 2 , in de
Aarsvin 7 Beentjes heeft.
De Harnasman heeft geen Tanden, doch in
plaats van dien zyn de Lippen ruuw, en in de
Keel heeft hy eenige ftekelige Beenderen, ge-
lyk andere Viffchen. Hy leeft Van Garnaalen
en andere kleine Vifchjes, wordende van dè
genen, die aan de Zee-Kuil woonen, voor
een lekkerny gehouden. Men fnydt ’er den
Kop af, dan kookt men hem in Water, en,
na het affchraapen van de Beenigè Korft, wordt
hy met Boter co Azyn genuttigd.
(2) Knor-
( z ) Knorhaan met vier Beenige Wratten aan den IV.
Kop. Afx x L'
Men vindt deeze Soort van Knorhaan in de
Ooftzee, wordende Hornjimpa genoemd van de Ir
Sweeden. Zyne vier Hoornen, op ’t midden^“^ r’c<'r*
van den Kop, doen hem by de andere uitmun- yierhoor-
ten, De Heer L innjeus heeft ’er, als nooit te pi. i.xr.
vooren afgebeeld zynde, de nevensgaande Figuur
van in 't licht gebragt.
Deeze heeft den Kop platagtig, met de gaa-
ping van den Bek wyd, het L y f eenïgermaate
hooger dan breed : het Kieuwen - Vlies met zes
Beentjes, die zeer zigtbaar zyn. Op den Kop
zyn vier Hoornagtige by uitftek ruuwe Bulten
o f Knobbels, in ’t vierkant geplaatft, en
bovendien komen een menigte Beenige Stekels
uit de Beenderen, zo van de Onder- als Bovenkaak,
voort. Het Kieuwen-Vlies heeft^i Straalen
, gelyk in alle Soorten van dit Geflagt: ook
vindt men verfcheide ryën Tandjes, zo in de
Onder- als Bovenkaak. Boven de Zydftreep
loopen wederzyds, langs de Rug, twee ryën
van kleine ruuwe Knobbeltjes. De Huid daar
tulïchen is ongefchubd en glad: de Kleur nu
grysagtig, dan donker, met zwarte dwarsftreep-
jesop de Zyden: de Buik wit: de Vinnendikwils
(2) Cottus Verrücis quatuor Capitis Oflèis. Faun Snee.
i 7g. Syfi. Nat. VI. pag. +7. T. '4. f. 3- Muf. Ad. Fr. I.
70, Tab. 32. f. 4. Cottus fcaber, tuberculis quatuor Cor-
jüformibus in, medio Capite. ART. Gn. 48, Spet, $+*
I.DEXJU. VII. STUK, i 4 4