IV. ropifchen Oceaan tot eene woonplaats aan toe,
Afdeel. Inderdaad, aan de Kult van Bretagoe , i j
MI
m Vrankryk, is een aanmerkelyke Viffchery van
H oofdstuk.
Konger.
Grootte.
Cqngres, dj» doorgaans omtrent St. Jan begint en
tot aan St. Michiel duurt. Qqk wordt deeze
Vifch, op de Kult van Cornwall, the Milwel,
en van eenigen Zee-Aal geheten.
Behalve de gemelde Kenmerken verfchilt de
Konger-Aal van de Paalingen inzonderheid in
grootte, waar ip hy dezelven verre overtreft,
Men vindt, naamelyk, aangemerkt, dat dezelve
fomtyds de langte bereikt van vier o f v y f
Ellen, hoedanig eene grootte ook aan de Noor-
fche Zee-Aaien toegefchreeven wordt (*). Het
gullen waarfchynlyk die groote Aaien zyq, waar
van Aldrovandus fchryft, dat ’er in de Gan-
ges waren van wel dertig Voeten lang. Ook
zegt hy , dat ’er fomwylcn gevangen wordeq
van twintig Ponden , en men heeft my verhaald
, dat , weinige Jaaren geleeden, in de
Zuiderzee een Aal gevangen werdt van omtrent
die zwaarte, welke te Amersfoort is tq
zien gewepfl:. Paalingen heeft men hier wel
van tien o f twaalf Ponden zwaar gehad.
De Konger-Aal, by Willoughpy befchree-
yen, hadt flegts de langte van veertien en een
half Duim. In dezelve merkt men aan , dat
de Rugvin niet meer dan drie Duim * af was,
van den tip des Beks, daar in de Aaien die Vin
veel
(*) ^ ^ tu r ï.iifl.b n n ^ o ïto . II. Th. pag 203,
“ Ir,
Digit IS
Il L
veel laager aanvang neemt. Bovendien ziet 1V>
meD, dat de Oogen grooter zyn, met Zilver* Afdeel.
kleurige Kringen, en de Kleur op de Rug blee- IÜ.
ker, naar Afchgraauw trekkende, aan den Buik
witagtig. Aan de witte Streep, op z yd e , is Konger.
hy zeer kenbaar; doch de Buisjes of Baardjes,
aan den Bek, hadt men ook in de gewoone Aaien
waargenomen. De Kieuwen zyn in deeze,
zo wel als in de laatftgemelden, niet met een
Beenig dekzel, maar met een Vlies byna gefloo*
ten, ’t welk onder de Vinnen kleine gaatjes heeft.
Die van Amersfoort lieten, inderdaad, wei- Gebruik,
nig fchranderheidblyken, met bevreesd te zyn
om gemelden Aal, indien het een Konger geheel!:
is, op te eeten. Immers de Ouden hebben
denzelven tot Spyze bemind, en gebraden
zynde houden ’er de Hedendaagfchen nog veel
van. Inzonderheid maakt men in Engeland gebruik
van de Jongen, Elvers genaamd, die in
de Severn, by Glouchefter en Tewksbury, in
donkere Nagten gevangen , en dan, gekookt
zynde, opgerold en verkogt worden. Deeze
hangen by Boffen of Troffen aan elkander, en
dit kan de reden zyn, dat Rondeletiüs ’er
den naam van Filet aan geeft; zo ’t my toe-
fchynt meer, dan om dat zy anderen Vifchom-
ftrengelen zouden. Men eet deeze Elvers,
met Azyn of Moftert, tot verfnapering. ‘tSchynt
dat z y , nog Jong zynde, uit de Zee de Rivier
opkomen ,en aar uit zou nog te meer blyken,
d^t de Konger een Zee.Aal zy.
PDixl. vu. stuk. G 5 '