136 B s s c h r y v i n c v a n
IV. Vifch van Rondeletiüs , de Callicbtbys van Bei.»
A fdeel, loniüs en Gesnerüs. Ook meende Willough-
Hoofd- BY reden te hebben om te denken 3 dat de
stuk. Fiatola van Rondeletiüs die zelfde Vifch ware
, welken hem de^iflchers te Rome bragten,
en Lhmpuga o f Lcitnpuca noemden. Men vondt
alleenlyk eenig verfehil in de ftreepen en der-
zelver Kleur, t welk hy aan den Ouderdom
toefchreef. Het is een zeer lekkere Vifch, die
ook voorkomt in de Roode Zee.
Voor den Sprey-Vifch wordt van Rondeletiüs
befchreeven een Vifch die naar een Schol
gelykt, zynde byna vierkant vanLyf. Hy vondt
’e r , te Rome, van anderhalf Pond zwaar. De
Kleur is op de Rug bleekblaauw, onder aan de
Zyden en den Buik Zilveragtig : zynde de Vifch
op de Rug, en boven de geftippelde Zydftree-
pen, zeer fierlyk met geele vlakkenen lyntjes;
onder de Zydftreepen met geele o f Goudkleurige
vlakken getekend. De Staart is zeer gevorkt;
de Snoet Romp; de Bek zeer klein, aan
de Kaaken met ééne ry van zeer kleine Tandjes
gewapend. Het geheele L y f is , gelyk in de
$phol, met-Vinnen, langs de Rug en Buik, byna
omringd.
Zonderlinge Ten opzigt van de Ingewanden fchynt deeze
Vifch van de meefte anderen te verfchillen.
Vooreerft hadt hy twee Maagen o f Robben;
de eene agter het Hart, digt by den Bek ge-
plaatfl ; die Vleezig was, en, van binnen,
met lange, fcherpe uitfteekzels digt bezet, bydE
S p h ï - V i s s c h e n . 137
na als de Huid van een Egeltje: de andere groot,
Vliezig en zig verder uitftrekkende, zelfs, dan
de Navel. Aan den uitgang van de Rob, in
het Gedarmte, vondt men verfcheide byhang-
zels, die zig in al fyner en fyner takmaakingen
verfpreidden, en als met zekere Vliesagtig-
heid doorweven waren; zo dat het naar een
Lyfmoeder-Koek geleek, even als in de Spaan-
fche Makreel. 5, De Darmen, die zeer lang waren,
maakten verfcheide draaijen en flingerin-
gen, hebbende van binnen ef*n Purperagtig
v o g t; waar door niet alleen de Uitwerpfelen ,
maar zelfs de Zyden van den Vifch, by de
Na ve l, paarfch geverwd werden. Onder de
Navel nam men twee geele langwerpige Lig-
haamen waar, die met Zaadvogt fcheenen gevuld
te zyn. Een Gal- noch Zwemblaas werdt
’ er niet in gevonden.
De eerfte Soort van Hepatus, met de Staart
enKop ongewapend (*), dien V ALKNTY^Leervifcb
noemt of gedoomde Klipvifch, befchryft de Heer
G ronovius naar een Voorwerp van den Heer
V o sm a a r , dat dus is afgebeeld , otnftandig.
Dezelve heeft de Zydftreep naauwlyks zigtbaar
en is met zeer fyne Schubbetjes, die men met
een Vergroot - Glas befchouwen moet, gedekt.
De Rugvin en de Aarsvin zyn gedoomd, be-
ftaande de eerfte uit 21, de laatfte uit 16 Beentjes;
Hepatus Cauda Frontequo inermibus. ZóophyL Cron,
I Fafc. I. p. 113, N. i s i f
L Peel. VII. Stuk. I 5
VIJL
Hoofdstuk,
Leemfch.
PI. LVIII,
Fig. 4-