IV . weleer de Tril- Roch. Het is, evenwel, al ver-
Afdeel, fcheide Jaaren bekend geweeft. Ray Helt het
voor , onder den tytel van Meer-Ael, dat is
stuk. Zee-Aal, van Niedwhoff, en Ubirre van de
Beef-Aai. L aet ; zeggende, dat de genen , die deezen
Vifch doodfen, mee Beeving aangedaan worden
en fomtyds met Slaapzugt, ’t gene egter fchie-
lyk overgaaf. Wegens die Eigenfchap noemt
men hem thans Siddervifch of Beef-Aal, en hy
wordt, van de Engelfchen, Num^Eel geheten.
Men hadt, voor weinige Jaaren, van deezen
zeldzaamen Amerikaanfchen Vifeh nog geen
goede Afbeelding. Thans zyn ’er verfcheide-
ne, die egter merkelyk verfchillen. De gene,,
welke ’er van in ’t III. Deel van Seba is ge-
geven, hoe fraay ook gefneeden, getuigt Gro-
Kovius, dat in ’t geheel ondeugend, ten min-
fte zeer flegt zy. Dezelve was gemaakt naar
een Voorwerp, uit het Kabinet van de Leld-
fche Akademie, ’t welk door den Heer ’s Gra-
vezande , Gouverneur van Esfequebo, daar
mede was verrykt. ’t Zullen dan, waarfchyn-
lyk , goede Afbeeldingen z y n , die men van
den Surinaamfchen Beef.Aal vindt in de Swit-
zerfche Verhandelingen , in Geftalte overeen-
komftig met die van het laatfl: uitgegeven Werk
van gemelden Heer ( * ) ; als ook met de Figuur,
welke daar van gebragc is in de Uitge-
zogte Verhandelingen ( f) .
Dit
. ( * ) Zóopbyl. Gr on. Fafc. L Tab. VIII. f, i , 2, 3.
( t / l l l . Deel. Plaat. XXVI.
Dit Deel der laatftgemelden, in *c jaar 1^58
uitgekomen, was het eeflte Werk, zo ik geloove,
daar men den Beef-Aal in afgebeeld zag. Men
vindt daar in ook een omflandige Befchryving
van denzelven , welke ik hier niet herhaalen
zal, te minder om dat het den Heer Grono-
v id s behaagd h eeft, die zelfde nagenoeg, zo
het my toefchynt, in ’t Latyn te laaten Rellen
in de Switzerfche Verhandelingen. In het laatfl
uitgegeven Werk van zyn Ed. vind ik dat de
Befchryving, hier en daar, een weinig uitgebreid
zy en veranderd. Dus merkt, by voorbeeld
, zyn Ed. thans aan, dat de Vifch onder
de Weekvinnen behoort, Slymagtig , effen ,
rimpelig , eetbaar , eenigermaate naar een Aal
gelykende, zeer lang en Spilrond zy (*). Het
L y f is, zegt zyn Ed. vervolgens, zeer lang,
Spilrond , dikker en byna rond by den Kop,
daar het ook breeder is; naar de Staart toe langzaam
en allengs verdunnende, en wordende aldaar
hooger dan breed ( f ) . Ten opzigt van de
tip
( * ) L x v is, rugofus, wordt’er gezegd. Hoe effen en rimpelig
met malkander overeenftemmen , begryp ik niet. Te
vooren hadt zyn Ed. hem glaber (dat is g la d ,) geheten.
(t) Pralongus , weet men , betekent gemeenlyk zeer
lang. Teres vertaal ik , zo lang my geen betet woord
daar toe bekend is , Spilrond , om eene rondheid uit te
drukken, die van de Rolronde of Cylindrifche , door een
langzaame verdunning , tapswyze aan ’t end uitloopende,
verichllt. Ook agt ik dat Truncus beter vertaald zy L y f
dan Romp. Langer in de hoogte dan 'in de breedte fchynt
my een’ durftere vertaaling van Cathetoplateus, waar voor ik
liever zeg, hooger dan breed.
i . deel. VU. Stuk. H
IV.
Hoofdstuk.
Beef-Aal.
Geftalte.