IV,
Afdeel.
XXVI.
H oofd-
•TUK.
geheten wordt. De Duitfchers noemen Hem
Meer-Pfavo , dat is Zee*Paauw; de Engelfchen
tbe Peacockfisb, de Portugeezen Budia. Hy is
de fierlykfte onder de Viflchen, dié van de Au-
theuren Turdus of1 Lyfter genoemd worden,
wegens de verfcheidenheid van Kleuren of ge*
fpikkeldheid, welke in fommigen zeer naar die
der Kramsvogelèn gelykt.
WxLLOOGHBY telt deezen onder de groote
Lyfters, als zynde fomtyds ovèr de drie Pond
zwaar. De Heer Hasselquist vöndt deeze
Soort aan de Kult van Syrië voörnaamelyk,
zynde eèn Span lang en twee Duimen breed.
Het L y f was langwerpig, aan de Zydqn zeer
fond, by de Staaft plat; de Kop hooger dan
breed: de Snoet fcherp , de Lippen dik, be-
weeglyk, bedekkende de Tanden, die men ’er,
voor aan in de B ek , boven en onder twee vindt,
eens zo lang als de overigen. Ouder de Vinnen
heeft de Rugvin 21 Straalen, de Borft vinnen
hebben ’er 14 , de Buikvinnen 6 , de Aarsvin
14 , waar van drie gedoomd , de Staartvin 16.
De Zydftreep komt aan de Rug zeer naby': de
Navel heeft een kleine ronde Opening, in ’t
midden van den Buik.
De K leu f, die het zondertingfte in deëze
Vifch is , wordt van gemelden Doktor omftan-
dig befchreeven. De Bek is blaauwagtig groen;
de Kop, Keel, en de Buik boven de Navel, grys *
met bogtige blaauwe ftreepjes op den Kop: de
Rug boven de Zydftreep, voor de Vin,- een
klein
klein plaatsje helder geel: onder aan de Borft- fV.
vinnen een geele \ lak. De Straalen van de Afdee^*
Rugvin zyn fierlyk gemengeld : het onderfte
van den Buik ten deelé zwart, ten deele blaauw. stvk,
De Staart is famengefteld uit ropdagtige eii
blaauwe Vlakken en Stxeeperi , hebbende dé
buitenfte Straalen en Hoeken zwartagtig. Dé
Zyden des Buiks zyn met groenagtige en gryzé
o f Yzergraauw geëlagtigè dwarsftreépjés zeer
ffaay getekend. Ëen helder groene Band heeft
plaats aan ’t begin van den Buik. De Schubben
zyn groot, effen, geftree£t en vaft aam
kleevendé.
(9) Lipvifch met een gevorkte Staart, de dek- A ™;uSm
zeis der Kieuvoen Vinsvoyze. " Ge-porde,
Dit zonderlinge geeft aan deezen Vifch den
bynaam van gè-oordè. Hy was uit Penfylvanie
in ’t Kabinet van den SWeedfchen Heer ok
Geer geBragt. Men heeft door Telliüg bevonden
, dat de Vinftraalen weinig van die
van den Paauw-Vifch verfchillen. In de Rugvin,
evenwel, waren’er tien Doórnagtig fcherp,
dat ih de gemelde Soort geen plaats heeft, en.,
daar tegen, was geen der Beentjes van dé Aars*
vin fcherp.
(10) Lipvifcb met de Rug- en Aarsvin, door x.
de Zeiffen-Vi^.
( 9 ) Labrus Cauda bifida, Operculis Eranchiarum Pixinifor-
jnibus. Syft . N a t . X.
(10) Labrus pinna dorfaii analique Radiis qtiinque pinnig
jnermibns falcatS Syjf. Nat.- X,
I.PKEX-, VII. STUK, Dd